lesson 3

Unit 5 - lesson 3
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 5 - lesson 3

Slide 1 - Tekstslide

Plan for today
  • What did we learn last time?
  • Learning goal of today
  • Instruction
  • Get to work
  • Evaluation

Slide 2 - Tekstslide

Use some or any:
We do ..... work on XOL every week.

Slide 3 - Open vraag

Use some or any:
I don't have .... pens left.

Slide 4 - Open vraag

Translate to English:
gerecht

Slide 5 - Open vraag

Translate to dutch:
bean

Slide 6 - Open vraag

Learning Goal
  • What is the learning goal of today?
I can make a sentence about something that happens often  or never using the present simple
Ik kan een zin maken over iets wat vaak of nooit gebeurd. met gebruik van de present simple

I can ask questions using the present simple.
Ik kan vragen stellen  met gebruik van de present simple.

  • What do you know about the learning goal? 


  • How are we going to reach the learning goal? 

Slide 7 - Tekstslide

Present simple
Present simple = tegenwoordige tijd
Geeft regelmaat of feiten aan.

Voorbeeld:
I brush my teeth every night.
Ik poets mijn tanden elke avond.

  • Dit is een feit  
  • De persoon doet het regelmatig

Slide 8 - Tekstslide

Present simple
Hoe gebruik je de present simple op de juiste manier? 
Neem de stappen door bij het volgende voorbeeld: 

(walk) I ..... in the forest on Tuesdays. 

  • Onderstreep wie het werkwoord gebruikt.  
  • Is het he/she/it/naam (enkelvoud)? ---> werkwoord + s  
  • ... of is het I/you/we/they? ---> werkwoord  
  • Schrijf het antwoord op de puntjes.  

I walk in the forest on Tuesdays. 

Slide 9 - Tekstslide

Vragen - present simple
In de present simple begint een vraag vaak met do of does.
Na do of does volgt altijd het hele werkwoord.

Voorbeeld:

They live in Canada.
Do they live in Canada?

A lion eats meat.
Does a lion eat meat?

Slide 10 - Tekstslide

Staat er in de zin he / she / it / naam (e.v.)?
  • Begin de vraagzin met does.
  • Gebruik het hele hoofdwerkwoord (zonder -s)

Voorbeeld:

He likes him a lot.
Does he like him a lot?
Staat er in de zin I / you / we / they ?
  • Begin de vraagzin met do.
  • Gebruik het hele hoofdwerkwoord.


Voorbeeld:

I like him a lot.
Do I like him a lot?

Slide 11 - Tekstslide

Choose the correct word:
............... Jessie have a job?
A
Does
B
Do

Slide 12 - Quizvraag

Choose the correct word:
.................... they know what's going on?
A
Does
B
Do

Slide 13 - Quizvraag

Turn the sentence into a question:
I watch movies on Thursdays.

Slide 14 - Open vraag

Turn the sentence into a question:
My dad walks to the store.

Slide 15 - Open vraag

Get to work!
  • Lees bladzijde 52 en 53 uit je werkboek ZELFSTANDIG.
  • Schrijf op de laaste pagina van je werkboek zinnen op die in de present simple staan in de leestekst.
  • Neem de stappen door die in de uitleg zijn benoemd. 
  • Klaar? Vergelijk je antwoord met je teamgenoot.
  • Schrijf de verschillen op.
  • Laat de docent het controleren.
  • Werk aan opdracht 15 uit je werkboek op bladzijde 14

  • Kijk je werk na als je klaar bent!

Slide 16 - Tekstslide

EVALUATION
  • What went well?

  • What can go better?

  • Did we reach the learning goal?

Slide 17 - Tekstslide