NN6 - 2BK - H3: Samenhang in teksten

Lesdoel
Je leert wat signaalwoorden zijn.
Je leert wat een opsomming en een tegenstelling is.


Je leert wat signaalwoorden zijn, zodat je de tekstverbanden opsomming en tegenstelling in een tekst kunt herkennen.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel
Je leert wat signaalwoorden zijn.
Je leert wat een opsomming en een tegenstelling is.


Je leert wat signaalwoorden zijn, zodat je de tekstverbanden opsomming en tegenstelling in een tekst kunt herkennen.

Slide 1 - Tekstslide

H3 Samenhang in teksten
- LessonUp
- oefentoets maken in tweetallen of alleen
- bespreken van de opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden
Aan een signaalwoord zie je met welk tekstverband je te maken hebt.

In dit hoofdstuk:
- Tegenstelling
- Opsomming

Slide 4 - Tekstslide

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

We gaan op vakantie naar België, Frankrijk en Spanje.

Slide 5 - Open vraag

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik houd niet van spruitjes, maar ik eet ze toch op.

Slide 6 - Open vraag

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik lust wel appeltaart. Echter, er moeten geen rozijnen in zitten.

Slide 7 - Open vraag

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Voor een appeltaart heb je nodig: bloem, boter, suiker en appels

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

VOORBEELD OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • ten eerste, ten tweede, ten slotte
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • en
  • dubbele punt (:)
  • liggende streepje (-)
  • getallen (1, 2, 3)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

 VOORBEELD TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • tegenover
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • aan de ene kant ... aan de andere kant



Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Jullie krijgen een oefentoets. 
Deze kunnen jullie maken in twee-tallen of alleen. Je krijgt ongeveer 10 minuten de tijd. Daarna gaan we de opdrachten bespreken.

Slide 13 - Tekstslide