H3 lezen - verbanden en signaalwoorden

Hoofdstuk 3
Lezen
verbanden en signaalwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
Lezen
verbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je leert wat signaalwoorden zijn.
Je leert wat een opsomming en een tegenstelling is.


Je leert wat signaalwoorden zijn, zodat je de tekstverbanden opsomming en tegenstelling in een tekst kunt herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 3 - Tekstslide

Signaalwoorden
Aan een signaalwoord zie je met welk tekstverband je te maken hebt.

In dit hoofdstuk:
- Tegenstelling
- Opsomming

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Slide 6 - Tekstslide

VOORBEELD OPSOMMING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • ten eerste, ten tweede, ten slotte
  • om te beginnen
  • ook (nog)
  • verder
  • en
  • dubbele punt (:)
  • liggende streepje (-)
  • getallen (1, 2, 3)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

 VOORBEELD TEGENSTELLING

herken je aan signaalwoorden zoals:

  • tegenover
  • maar
  • hoewel
  • echter
  • toch
  • aan de ene kant ... aan de andere kant



Slide 9 - Tekstslide

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

We gaan op vakantie naar België, Frankrijk en Spanje.

Slide 10 - Open vraag

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik houd niet van spruitjes, maar ik eet ze toch op.

Slide 11 - Open vraag

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Ik lust wel appeltaart. Echter, er moeten geen rozijnen in zitten.

Slide 12 - Open vraag

Welk tekstverband zit er in de volgende zin. Kies opsomming of tegenstelling:

Voor een appeltaart heb je nodig: bloem, boter, suiker en appels

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Tekstslide

Weekplanner
We maken deze week 3.1 en



Je werkt deze week oa aan signaalwoorden. Je krijgt bij Nederlands de samenvatting van Mnm. Je markeert hierin alle signaalwoorden. Volgende week bespreken we de tekst. Je gaat nu de tekst lezen en dat doe je actief, met een potlood. Je onderstreept moeilijke woorden en probeert de betekenis hiervan te achterhalen. Dit mag je alleen doen of in 2-tallen.

Slide 15 - Tekstslide