Hoofdstuk 4 basisboek nummers

Basisboeknummers
HAVO 2
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Basisboeknummers
HAVO 2

Slide 1 - Tekstslide

B13 wisselen van schaalniveau

Slide 2 - Tekstslide

Schaalniveau:
A
Regionaal
B
Lokaal
C
Nationaal
D
Mondiaal

Slide 3 - Quizvraag

Schaalniveau:
A
Continentaal
B
Regionaal
C
Nationaal
D
Lokaal

Slide 4 - Quizvraag

Schaalniveau:
A
Mondiaal
B
continentaal
C
regionaal
D
lokaal

Slide 5 - Quizvraag

B151 Sociale bevolkingsgroei
De verandering van het bevolkingsaantal doordat mensen uit een gebied vertrekken of er gaan vestigen.

Slide 6 - Tekstslide


Wat is migratie? 
Het verhuizen van het ene woongebied naar een ander.
De kleinste grens is gemeente.
Economische, sociale en politieke redenen.

Migratiesaldo: verschil tussen het totale aantal internationale immigraties en het totale aantal internationale emigraties

Vestigingsoverschot
Vertrekoverschot

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het migratiesaldo
A
Aantal mensen dat zich vestigt - aantal mensen dat vertrekt
B
aantal mensen dat vertrekt = aantal mensen dat zich vestigt
C
aantal mensen dat vertrekt + aantal mensen dat zich vestigt
D
aantal mensen dat zich vestigt + aantal mensen dat vertrekt

Slide 9 - Quizvraag

Een vestigingsoverschot betekent
A
dat er meer mensen komen wonen dan er weggaan
B
dat er meer mensen komen wonen dan er worden geboren
C
dat er meer bedrijven komen
D
dat er meer kinderen geboren worden dan dat er mensen doodgaan

Slide 10 - Quizvraag

Heeft Mexico een vestigingsoverschot of vertrekoverschot
A
Vestigingsoverschot
B
Vertrekoverschot

Slide 11 - Quizvraag

B152 Vergrijzing en ontgroening 

Slide 12 - Tekstslide

Bevolkingskrimp
  • Bevolkingskrimp (demografische krimp) is de afname van het inwonersaantal in een bepaald land of gebied
     gedurende een bepaalde tijd.
  • Omgekeerde van bevolkingsgroei

Slide 13 - Tekstslide

Bevolkingskrimp

  • Vergrijzing
  • ontgroening
  • Leegstand
  • Dalende vraag naar voorzieningen

Slide 14 - Tekstslide

vergrijzing


A
Stijging van het percentage mensen boven de 65 jaar.
B
Stijging van het percentage mensen boven de 60 jaar.
C
Stijging van het percentage mensen boven de 70 jaar.
D
Stijging van het percentage mensen boven de 67 jaar.

Slide 15 - Quizvraag

Welk begrip past niet bij bevolkingskrimp?
A
Vergrijzing
B
Verdwijnen voorzieningen
C
Toename leefbaarheid
D
Ontgroening

Slide 16 - Quizvraag

Figuur 3.4: Model van een stad in Nederland.
B180

Slide 17 - Tekstslide

Model van de stad
Binnenstad           19e eeuwse wijk





jaren 30 woning    naoorlijkse wijken         Vinex

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een CBD
A
Central Boss District
B
Centrum Business district
C
Central Business district

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de binnenstad?


A
Het oudste deel van een stad met oude gebouwen, smalle straten en weinig open ruimte.
B
Het nieuwste deel van een stad met nieuwe gebouwen, smalle straten en weinig open ruimte.
C
Het oudste deel van een stad met oude gebouwen, brede straten en veel open ruimte.
D
Het CBD (centrum business district)

Slide 20 - Quizvraag

 B181 Cityvorming

Het verdwijnen van woonfunctie en daar komen diensten (kantoren en winkels) voor terug.

stedelijke vernieuwing: veranderen van ruimtegebruik

Slide 21 - Tekstslide

Suburbanisatie is...
A
De trek van de stad naar het platteland
B
De trek van de plattestad naar het land
C
De trek van het platteland naar de stad
D
De verhuizing van de mensen

Slide 22 - Quizvraag

B186 Stedelijke vernieuwing
Vernieuwen van woonwijken in een stad.

Stedelijke vernieuwing kan op verschillende manieren:
  • saneren 
  • restaureren
  • renoveren

Slide 23 - Tekstslide

B188 Gentrificatie (re-urbanisatie)

Slide 24 - Tekstslide

Gentrificatie is:
A
dat oude gebouwen gesloopt moeten worden.
B
herwaardering van een oude buurt. Op de rijke bewoner gericht.
C
het percentage oude gebouwen in een stad.

Slide 25 - Quizvraag

Wat is re-urbanisatie
A
Verhuizen van stad naar platteland
B
Massaal verhuizen naar de stad
C
Werkgelegenheid in de stad
D
Weer terugverhuizen naar de stad

Slide 26 - Quizvraag

B193 Bestaansmiddelen
Hiernaast zie je een wereldkaart met een aantal landen en hun bestaansmiddelen. Je kunt meestal zien aan de bestaansmiddelen of een land rijk is of arm. 

Slide 27 - Tekstslide

B205 Industrie:
Werk in een fabriek en iets maken met je handen noemen we industrie.
Hier worden producten gemaakt, deze mensen zijn producenten.

Slide 28 - Tekstslide

Wat is de kracht van de Duitse economie?


Industrie:

Zware industrie: Verwerking van grondstoffen tot halffabricaten

Lichte industrie: Gebruik van halffabricaten --> eindproducten

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een hightechindustrie?
A
Een plek van waaruit auto onderdelen worden verspreid
B
Een bedrijventerrein
C
Industrie waarvoor hoogstaande technische kennis nodig is
D
Industrie waar alleen maar robots in werken

Slide 30 - Quizvraag

B206 Diensten
Dienstensector: tertiaire en quartaire sector

Slide 31 - Tekstslide

Diensten sector

klein deel = formeel: contract en vast salaris
groot deel = infomele sector: geen diploma en geen contract of vast salaris

Slide 32 - Tekstslide

B211 Agglomeratievoordelen



Gelijksoortige bedrijven vestigen zich bij elkaar. Profiteren van elkaars aanwezigheid.

Slide 33 - Tekstslide

Hoe kan dit? = agglomeratievoordeel

Slide 34 - Tekstslide