Dichtheid klas 2V

1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Goedemorgen


Ik verzoek je om opdrachten uit te voeren. De beantwoording van deze gemaakte opdrachten kan ik zien.

Mocht je vragen hebben, dan kan je me altijd via Teams of Magister > Berichten benaderen.

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Je leert:

- het verschil tussen eigenschappen van een stof en van een voorwerp noemen.
- dichtheid berekenen als massa en volume zijn gegeven;
- massa of volume berekenen als de dichtheid is gegeven.
- uitleggen wanneer een vaste stof op een vloeistof drijft of erin zweeft of zinkt.

Slide 3 - Tekstslide

Aluminium
Suiker
Lost op in water
Geleid elektriciteit
Zilverkleurig
Wit

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is dichtheid?

De dichtheid van een stof is in de natuur- en scheikunde de massa  (in gram) van 1 cm3.

Dit betekend dat ieder voorwerp met een volume van 1 cm3 van 
dezelfde stof altijd de zelfde massa heeft.

Slide 5 - Tekstslide

Dichtheid

Slide 6 - Tekstslide

Dichtheid berekenen
Met een verhoudingstabel of formule. 

Met de verhoudingstabel rekenen we altijd terug naar 1cm³.


Slide 7 - Tekstslide

Hoe bepaal je de massa?
De massa bepaal je met behulp van een weegschaal of een balans.
De massa wordt gemeten in gram of in kilogram.

Weet je nog hoe je die moet omrekenen?

Slide 8 - Tekstslide

Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 1:  meten

Voor deze manier heb je een meetlat  nodig. Meten kan  alleen als het een rechthoekig voorwerp is.
Je meet dan de lengte van het voorwerp, de breedte en de hoogte.

De formule die je voor het berekenen van het volume moet gebruiken ken je uit de wiskunde.

Slide 9 - Tekstslide

Twee manieren om het volume te bepalen
Manier 2: de onderdompelmethode

Deze manier van meten gebruik je bij het bepalen van het volume van 
een voorwerp met onregelmatige vormen, bijvoorbeeld een kiezelsteen.

Je hebt een maatcilinder met een bepaalde hoeveelheid water. Deze hoeveelheid lees je precies af. Vervolgens laat je voorzichtig het voorwerp in het water glijden. 
Het niveau van het water stijgt hierdoor. het verschil in waterstand is   
precies gelijk aan het volume van het voorwerp

Slide 10 - Tekstslide

Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig verder
Er staan nog 3 filmpjes klaar die je kan bekijken. 
Heb je dat gedaan of snap je alles al? 
Ga dan door naar de opdrachten.

Opdrachten moet je uitvoeren omdat ik jouw antwoorden kan bekijken !

Slide 12 - Tekstslide

0

Slide 13 - Video

0

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Aan de slag

Slide 16 - Tekstslide

Is vorm een stofeigenschap?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Is vorm een stofeigenschap?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Welke grootheid is een stofeigenschap
A
Massa
B
Volume
C
Dichtheid
D
temperatuur

Slide 19 - Quizvraag

Welke grootheid is een stofeigenschap
A
Massa
B
Volume
C
Dichtheid
D
temperatuur

Slide 20 - Quizvraag

Welke grootheid is een stofeigenschap
A
Massa
B
Volume
C
Dichtheid
D
temperatuur

Slide 21 - Quizvraag

Een stuk ijzer weegt 34 gram. Dit is een stofeigenschap.
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quizvraag

Wat is géén stofeigenschap?
A
Kleur
B
Fase bij kamertemperatuur
C
Brandbaarheid
D
Massa

Slide 23 - Quizvraag

Welke eigenschap heeft glas?
A
Breekt niet
B
Kan tegen bijtende stoffen
C
Is erg taai
D
Smelt snel

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een eigenschap van metaal?
A
Kan goed tegen bijtende stoffen
B
Is altijd zwaar
C
Breekbaar
D
Kan stroom geleiden

Slide 25 - Quizvraag

Legeringen worden vaak toegepast als materiaal. Wat is een legering? Een legering is:
A
een mengsel van metalen
B
een mengsel van ijzererts en koolstof
C
een mengsel van ijzererts en kopererts
D
een mengsel van kunststoffen en metalen

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de grondstof voor kunststof?
A
Hout
B
IJzererts
C
Aardolie
D
Bauxiet

Slide 27 - Quizvraag

Welke eigenschap hoort bij keramische materialen?
A
Doorzichtig
B
Buigbaar
C
Kan goed tegen warmte
D
Kan niet tegen bijtende stoffen

Slide 28 - Quizvraag

Welk symbool hoort bij massa ?
A
M
B
N
C
m
D
G

Slide 29 - Quizvraag

Massa bepaal je met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 30 - Quizvraag

De eenheid van massa kan zijn...
A
Liter
B
Centimeter
C
Gram

Slide 31 - Quizvraag

De massa van 1 kubieke cm van een stof noem je
A
de oppervlakte
B
de omtrek
C
de dichtheid
D
de inhoud

Slide 32 - Quizvraag

Volume kun je bepalen met een
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 33 - Quizvraag

Hoe kunt je het volume van een rechthoekig voorwerp berekenen?
A
V = Πxr2
B
V = Πxr2 x h
C
V = l x b
D
V = l x b x h

Slide 34 - Quizvraag

Welke formule hoort bij de onderdompelmethode
A
Volume = eindstand -beginstand
B
Volume = beginstand - eindstand
C
massa = eindstand - beginstand
D
massa = beginstand - eindstand

Slide 35 - Quizvraag

beginstand: 15 mL
eindstand: 24 mL
Volume?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3

Slide 36 - Quizvraag

Er zijn twee grootheden nodig voor het berekenen van de dichtheid.
Weet je welke dat zijn?
A
lengte en breedte
B
massa en volume
C
massa en gewicht
D
massa en lengte

Slide 37 - Quizvraag

Hoe bereken je de dichtheid van een voorwerp
A
dichtheid = massa x volume
B
dichtheid = massa : volume
C
dichtheid = volume : massa
D
dichtheid = eindstand - beginstand

Slide 38 - Quizvraag

De eenheid van dichtheid is...
A
g/cm3
B
cm3/g

Slide 39 - Quizvraag

De massa = 15 g.
De dichtheid = 3 g/cm3
Bereken het volume.
A
15 : 3 = 5 cm3
B
3 : 15 = 0,2 cm3
C
15 x 3 = 45 cm3

Slide 40 - Quizvraag

De dichtheid = 2,5 g/cm3.
Het volume = 4 cm3.
Bereken de massa.
A
4 : 2,5 = 1,6 g
B
2,5 : 4 = 0,625 g
C
2,5 x 4 = 10 g

Slide 41 - Quizvraag

De massa = 10 g.
Het volume = 5 cm3.
Wat is de dichtheid?
A
5 : 10 = 0,5 g/cm3
B
10 : 5 = 2 g/cm3
C
5 x 10 = 50 g/cm3

Slide 42 - Quizvraag

Een gouden ketting heeft een massa van 35 g. De dichtheid van goud is 19,3 g/cm3. Bereken het volume.
A
35 : 19,3 = 1,8 cm3
B
19,3 : 35 = 0,55 cm3
C
35 x 19,3 = 675,5 cm3

Slide 43 - Quizvraag

Opdrachten/huiswerk
Maak oefenopdracht Dichtheid, zie Magister
Lever deze in, dmv een foto van je schrift of in Word, via Teams of Magister

Slide 44 - Tekstslide