3v week 4 relative clauses

Welcome
- relative clauses
- reading and summarizing
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome
- relative clauses
- reading and summarizing

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Ik weet hoe ik een betrekkelijke bijzin maak
ik weet wat ik moet leren voor het SO
ik ben begonnen in mijn leesboek
ik heb een samenvatting gemaakt van mijn leesboek

Slide 2 - Tekstslide

Silent Reading
timer
8:00

Slide 3 - Tekstslide

Silent Reading
timer
12:00

Slide 4 - Tekstslide

assignment
for the chapter you have just finished, make a summary.

fill in all the boxes on your worksheet ( in English)

timer
6:00

Slide 5 - Tekstslide

Relative pronouns- bv
  • Verwijzen terug naar een eerder genoemd woord
  • Verbinden twee zinsdelen aan elkaar

Martin played Tennis with Sophie, who was slightly injured.





relative pronoun
Noa sold her phone, which was old and damaged.
relative pronoun

Slide 6 - Tekstslide

RELATIVE CLAUSES
IMPORTANT:
WHO: bij mensen
WHICH: bij dieren en dingen
THAT: bij personen, dieren en dingen (maar niet na een komma!)
WHOM: bij mensen na een voorzetsel
WHOSE: bij bezit (van wie/wiens)

Slide 7 - Tekstslide

Non-defining relative clauses
Non-defining relative clauses: extra informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Begint en eindigt met een komma
  • Je mag GEEN "that" in plaats van "which"gebruiken





The Times, which is published in London, is a daily newspaper.


The Times is a daily newspaper.

Slide 8 - Tekstslide

Defining relative clauses
Defining relative clauses:  onmisbare informatie
  • Staan in het midden/einde van de zin
  • Je gebruikt geen komma's!




He is the doctor who helped my grandmother.


This is the airport where I lost my bag.

Slide 9 - Tekstslide

Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
I want to read the book........you gave me.
A
which, that , who
B
which, that, X
C
who, whose, whom
D
which, that

Slide 10 - Quizvraag

Welke RELATIVE CLAUSE past in deze zin:
The officer, ....... John told his story to, was nice
A
who, that
B
who, that, X
C
who,
D
which, that

Slide 11 - Quizvraag

We had spaghetti .... is my favourite meal, for dinner last night.
A
whom
B
whose
C
which
D
who

Slide 12 - Quizvraag

welke 2 betrekkelijke voornaamwoorden horen bij personen?
A
who and that
B
who and which
C
which and whom
D
whose and who

Slide 13 - Quizvraag

This is Mary, ...
is taking over my job when I leave.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 14 - Quizvraag

The photocopier, ...
has a two-year guarantee, cost $2000.
A
who
B
which
C
that
D
whose

Slide 15 - Quizvraag

He is the consultant ...
advice I rely on.
A
whose
B
who
C
that
D
whom

Slide 16 - Quizvraag

The people ...
were stopped at the border were all from Eastern Europe.
A
whose
B
which
C
that
D
whom

Slide 17 - Quizvraag

Any questions??
Passive
relative clauses
both, either, neither, all, each, every
words form chapter 3

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk voor 25-12
Thursday: start chapter 4
leren voor het SO ( Vrijdag; chapter 3)

Slide 19 - Tekstslide