T5 Waarneming en gedrag

Waarneming en Gedrag
Thema 5
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Waarneming en Gedrag
Thema 5

Slide 1 - Tekstslide

Je Omgeving Waarnemen
Basisstof 1

Slide 2 - Tekstslide

Wat is deze meneer aan het doen?

Slide 3 - Tekstslide

Waarnemen
  • Je kan waarnemen met je zintuigen (zintuigcellen).
  • Deze prikkels worden omgezet naar impulsen (elektrische signalen).
  • Alle zintuigen samen → zintuigstelsel.
  • Je hersenen zetten dit om in een waarneming die je dan begrijpt (of net niet).

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Enkele zintuigen

Slide 6 - Tekstslide

Zintuigen in de huid
  • Je huid is een complex geheel waarin vele sensoren zitten.
  • Het kan koude, warmte, tast en druk waarnemen.
  • Pijnpunten (uiteinden van zenuwen) kunnen dan weer pijn waarnemen (dit kan het lichaam waarschuwen bij gevaar).

Slide 7 - Tekstslide

Zintuigen en hun prikkels

Slide 8 - Tekstslide

De Huid
Basisstof 2

Slide 9 - Tekstslide

Bouw van de huid 
  • 2 lagen → opperhuid en lederhuid.
  • De opperhuid bestaat dan weer uit een hoornlaag en een kiemlaag.
  • Hoornlaag → dode cellen en zorgt voor bescherming.  Slijt af (douche).
  • Kiemlaag → levende cellen en zorgt ook voor nieuwe cellen.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

De lederhuid
  • Hierin liggen de zintuigen voor warmte, koude, druk en tast.
  • Drukzintuigen liggen dieper in de huid.
  • Er zijn ook talgklieren aanwezig om je opperhuid en haartjes soepel te houden.
  • Er zijn ook pijnpunten, haarspiertjes, bloedvaten en zweetklieren (temperatuur regeling).

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Regeling lichaamstemperatuur
  • Zweten = afkoelen!
  • Ook neemt de doorbloeding toe waardoor het bloed beter kan afkoelen.
  • Te koud?  → rillen.  Hierdoor ontstaat warmte in de spieren.

Slide 14 - Tekstslide

smaakzintuig

Slide 15 - Tekstslide

Reuk/smaak zintuig
  • Boven in de neusholte bevindt zich het reukzintuig. De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies. 
  • Ze worden geprikkeld als er geurende gassen bij komen en sturen dan impulsen naar de hersenen.
  • De meeste geuren bestaan uit verschillende geurstoffen. In de neusholte liggen veel verschillende typen reukzintuigcellen. Elk type is gevoelig voor een bepaalde geurstof. 
In het oppervlak van de tong bevindt zich het smaakzintuig. Over je tong lopen veel fijne groefjes. Aan de zijkanten van die groefjes liggen smaakknopjes (zie afbeelding 4). In de smaakknopjes liggen smaakzintuigcellen.
De smaakzintuigcellen in de tong kunnen vijf verschillende smaken onderscheiden: zoet, zout, zuur, bitter en umami (‘hartig’). Voor elk van deze vijf smaken zijn er aparte smaakknopjes. Alle andere smaken proef je met behulp van het reukzintuig.

Slide 16 - Tekstslide

Reuk/smaak zintuig
  • In het oppervlak van de tong bevindt zich het smaakzintuig. Over je tong lopen veel fijne groefjes. Aan de zijkanten van die groefjes liggen smaakknopjes. In de smaakknopjes liggen smaakzintuigcellen.
  • De smaakzintuigcellen in de tong kunnen vijf verschillende smaken onderscheiden: zoet, zout, zuur, bitter en umami (‘hartig’). Voor elk van deze vijf smaken zijn er aparte smaakknopjes. Alle andere smaken proef je met behulp van het reukzintuig.

Slide 17 - Tekstslide

Oren en Ogen
Basisstof 3

Slide 18 - Tekstslide

Vraag
  • Waarmee kunnen wij horen?
  • Ken je een aantal delen met naam?
  • Weet iemand hoe dit allemaal werkt?

Slide 19 - Tekstslide

De oren
  • In de oren liggen de gehoorzintuigen.
  • Hiermee kunnen we geluid (= trillingen) waarnemen.
  • Die trillingen gaan via de gehoorgang naar het trommelvlies.
  • Dan wordt trillende lucht omgezet in een trillende vloeistof (slakkenhuis) waarna het omgezet wordt in een elektrisch signaal.

Slide 20 - Tekstslide

Het oor aan de buitenkant

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Het oog
  • Kent iemand een aantal delen van het oog met naam?
  • Weet iemand hoe het oog werkt?
  • Wenkbrauwen en wimpers, waarom zijn die er?

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Met oogspieren kan de oogbol draaien

Slide 26 - Tekstslide

Let op de 3 lagen

Slide 27 - Tekstslide

Werking van het oog

Slide 28 - Tekstslide

Het zenuwstelsel 
Basisstof 4

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Het zenuwstelsel 
In het lichaam wordt nooit één impuls via één uitloper naar het centrale zenuwstelsel of naar een spier of klier geleid. In werkelijkheid worden via duizenden uitlopers tegelijk impulsen geleid. De uitlopers liggen bij elkaar in een zenuw Elke uitloper in een zenuw is omgeven door een dun laagje. Dat laagje isoleert de uitlopers van elkaar zo komt het berichtje op de juiste plaats terecht.

Slide 31 - Tekstslide