De smaakzintuigen liggen op de
tong en in je
neus.
In het oppervlak van je tong bevindt zich het smaakzintuig. Over je tong lopen veel fijne groefjes. Aan de zijkanten van die groefjes liggen smaakknopjes. In die smaakknopjes liggen smaakzintuigcellen. Die zintuigcellen kunnen vijf smaken waarnemen: zoet, zuur, zout, bitter en umami. Als je eet en drinkt lossen de smaakstoffen gedeeltelijk op in het speeksel. Ze komen in contact met de smaakknopjes. Vanaf de zintuigcellen gaan er impulsen via de zenuwen naar de hersenen. Zo wordt het mogelijk om een smaak te proeven.
Alle andere smaken proef je met behulp van het reukzintuig, dat zich bovenin de neus bevindt. De reukzintuigcellen liggen in het neusslijmvlies. In de neusholte liggen veel verschillende reukzintuigcellen. Elk type is gevoelig voor een bepaalde geurstof. Wanneer een geurstof in de neus terechtkomt, lost deze op in het neusslijmvlies. Wanneer daardoor een reukzintuigcel geprikkeld wordt, sturen ze impulsen via de zenuwen naar de hersenen. De hersenen vertalen deze impulsen, waardoor je een geur ruikt of een smaak proeft.