Krachten

Duwkracht
Zwaartekracht
Trekkracht
1 / 59
volgende
Slide 1: Sleepvraag
NatuurwetenschappenSecundair onderwijs

In deze les zitten 59 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Duwkracht
Zwaartekracht
Trekkracht

Slide 1 - Sleepvraag

Slide 2 - Tekstslide

Welke eenheid heeft een kracht?

Slide 3 - Open vraag

Te kennen oefeningen: 1 - 2 - 3 - 4

Slide 4 - Tekstslide

een voetballer die tegen een voetbal stampt, is een ..... effect
A
Statisch
B
Dynamisch

Slide 5 - Quizvraag

Een prop papier maken
A
Statisch
B
Dynamisch

Slide 6 - Quizvraag

Te kennen oefeningen: 6-7-8

Slide 7 - Tekstslide

De werklijn waarlangs de kracht werkt (vb. horizontaal, verticaal of schuin
A
aangrijpingspunt
B
richting
C
zin
D
grootte

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

te kennen oefeningen: 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19

Slide 10 - Tekstslide

Neem je cursus p 125

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

cursus p 136

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

cursus oef 4 p 136  

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

cursus oef 5 p 136

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Hoeveel bedraagt
de grootte van de
resulterende kracht?
A
100 N
B
50 N
C
250 N
D
150 N

Slide 45 - Quizvraag

Welke zin heeft de
resulterende kracht
A
De zin is dezelfde F2
B
De zin is dezelfde als F1
C
D
D

Slide 46 - Quizvraag

De positie van het voorwerp verandert ten opzichte van het referentiepunt.
Het voorwerp is...
A
in beweging
B
in rust

Slide 47 - Quizvraag

Een schansspringer maakt een
éénparig rechtlijnige beweging (ERB)
A
ja
B
nee

Slide 48 - Quizvraag

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

de grootte van de snelheidsvector verandert

Slide 51 - Tekstslide

De richting en zin van de snelheidsvector veranderen

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide

Slide 55 - Tekstslide

Slide 56 - Tekstslide

Slide 57 - Tekstslide

Slide 58 - Tekstslide

Slide 59 - Tekstslide