Structuur is de wijze waarop iets is opgebouwd uit kleinere delen. Structuur vind je in de samenstelling van vormen en materialen. Andere woorden voor structuur zijn: opbouw, samenstelling of ordening.
Slide 2 - Tekstslide
Structuursoorten
Structuren zijn soms makkelijk te benoemen, hout heeft bijvoorbeeld een duidelijke structuur van jaarringen en vezels.
Maar soms is het lastig. De structuur van materialen als glas, metaal en kunststof is zo dicht op elkaar gepakt dat je het met het blote oog niet kunt zien. Een aantal voorbeelden van structuren zijn:
Slide 3 - Tekstslide
Natuurlijke Structuren
Natuurlijke structuren, zoals het skelet van mens of dier, bladnerven, kristallen, enz.
Slide 4 - Tekstslide
Door de mens gemaakte structuren
Door de mens gemaakte structuren, zoals vlechtstructuren, stapelstructuren, bouwconstructies, enz.
Slide 5 - Tekstslide
Onregelmatige structuren
Onregelmatige structuren, waarbij de onderdelen verschillende vormen hebben of van verschillende grootte zijn en op een onregelmatige manier zijn samengesteld.
Slide 6 - Tekstslide
Structuuropbouw
Structuren kunnen uit verschillende vormen zijn opgebouwd, zoals: lijntjes, rondjes, stipjes, korreltjes, kruimels, vezels, enz. En deze vormen kunnen in een structuur op verschillende manieren zijn opgebouwd, zoals: gelaagd, gestapeld, geschakeld, geweven, enz.
Slide 7 - Tekstslide
TEXTUUR
Is het oppervlak van materiaal, ook wel huid of oppervlaktestructuur genoemd. Om de textuur van een materiaal te benoemen kun je er naar kijken, maar beter werkt het om het oppervlak te voelen. Zo kun je verschillende texturen onderscheiden, zoals: glad, ruw, stekelig, vezelig, bobbelig, korrelig, harig, schilferig, enz.
Slide 8 - Tekstslide
Grove en fijne textuur
De bobbelige textuur van een grindtegel is veel grover dan de fijne textuur van kattenharen.
Slide 9 - Tekstslide
Regelmatige of onregelmatige textuur
Als de deeltjes in een textuur even groot zijn, en steeds op dezelfde manier herhaald worden, spreek je van een regelmatige textuur; bijvoorbeeld in een rieten mandje. Maar een stuk boomschors bijvoorbeeld heeft een toevallige, onregelmatige textuur.
Slide 10 - Tekstslide
Profiel
Aan het oppervlak van bepaalde materialen worden speciale eisen gesteld. Het oppervlak van een autoband mag op een glad wegdek niet wegslippen. De groeven in de zolen van sport- of wandelschoenen moeten wegglijden voorkomen. De textuur in het handvat van gereedschap biedt houvast. Een dergelijke harde textuur met een speciaal patroon noem je een profiel.
Slide 11 - Tekstslide
Opdracht
Ga buiten op zoek naar minimaal 6 materialen met verschillende structuren.
En ga opzoek naar minimaal 6 materialen met verschillende texturen.
Deze materialen neem je mee naar binnen.
Slide 12 - Tekstslide
Vervolg opdracht
Je gaat nu met je materialen een schilderij maken.
Je moet een schilderij maken eerst met potlood.
Dan ga je je materialen hierin verwerken en het verven of met stiften verder afmaken.