begrijpend lezen les 3: herhalen

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 3 HERHALEN
VWO 1
 P2 2023-2024
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Begrijpend lezen
Les 3 HERHALEN
VWO 1
 P2 2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de vakantie hebben we het gehad over...
... de 5 tekstDOELEN & tekstSOORTEN en tekstVORMEN 
... oriënterend lezen
... een alinea 
... een tussenkopje
... onderwerp en deelonderwerpen
... het leespubliek

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het einde van deze les...

... heb je nog een keer geoefend met deze begrippen.
... weet je wat je niet goed meer weet.
... heb je voor jezelf genoteerd wat je nog moet herhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen en tekstsoorten
Er mist nog een tekstdoel en -soort. 
Welke?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoelen en tekstsoorten
opiniëren
dat je zelf een mening vormt
discussiestuk, beschouwing
Een tekstdoel is een werkwoord. Wat wil de schrijver met de doen?
Een tekstsoort is een zelfstandig naamwoord. Het is de vorm waarin de tekst staat.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schrijver heeft een doel met de tekst. 




Natuurlijk zoekt een lezer ook naar teksten met een bepaald doel. 
Een journalist schrijft met een ander doel dan 
een copywriter van een reclamebureau.
Als je een betoog moet schrijven, schrijf je een
andere tekst dan als je een informerende tekst moet schrijven.
De schrijver heeft een doel met haar/zijn tekst. 





Natuurlijk zoekt een lezer ook naar teksten met een bepaald doel. 
Als je even wilt ontspannen, pak je misschien een stripboek, als je iets lekker wilt koken, zoek je een recept.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Informatie opzoeken
Eerste indruk krijgen
Hoofdzaken eruit halen
Helemaal begrijpen
Leren 
Beoordelen: Is het waar / compleet?
- Zoekend lezen
Oriënterend lezen
- Globaal lezen
- Grondig en intensief lezen
- Studerend lezen
- Kritisch lezen
➡️
➡️
➡️
➡️
➡️
➡️

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leesstrategieën/ Leesmanieren
Zoekend || Oriënterend || Globaal || Grondig / intensief || Studerend || Kritisch
Informatie 
opzoeken  
Eerste indruk krijgen
Beoordelen: Is het waar / compleet?
Hoofdzaken eruit halen 
Helemaal begrijpen
Leren 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oriënterend lezen
Handig voor langere teksten op een toets begrijpend lezen
   Je leest...
  1. de titel
  2. de eerste zinnen
  3. de tussenkopjes
  4. de laatste zinnen
  5. anders gedrukte woorden (dikgedrukt of schuin)
  6. illustraties (afbeeldingen)
  7. de bronvermelding

Bij de toets: lees ook de vragen (voordat je gaat lezen)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alinea's
  • Een alinea bestaat uit meerdere zinnen die allemaal over hetzelfde onderwerp gaan.

  • Geeft structuur / overzicht aan een tekst

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp
  • Een tekst of een verhaal gaat ergens over.
  • Dit noem je het onderwerp van een tekst ...
  • en dit wordt in 1 of enkele woorden opgeschreven.
  • Lees de tekst eerst oriënterend en stel dan de vraag:
  • Waarover gaat de hele tekst over?
       
  • > De eerste schoolweek <

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Deelonderwerpen
  • In een tekst kunnen verschillende dingen over het 
       onderwerp gezegd worden.
  • Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn 
       deelonderwerpen.
  • Meestal wordt er per alinea één deelonderwerp behandeld.

Slide 12 - Tekstslide

Een tekst of een verhaal gaat ergens over.
Dit noem je het onderwerp van een tekst. Let op: 1 of enkele woorden (geen zin).
Waarover gaat DE HELE TEKST over?

In een tekst kunnen verschillende dingen over het onderwerp (bijv. wintersport) worden gezegd worden. Meestal in alinea's. Dat zijn DEELonderwerpen (bijv. skigebieden, snowboarden of skiën)
Onderwerp & Deelonderwerpen   
Voorbeeld
  • Tekst over wintersport.
  • Onderwerp: Wintersport
  • Deelonderwerpen: wintersportgebieden, sneeuwconditie, kosten, drukte tijdens schoolvakanties

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AAN DE SLAG
Ga naar 
begrijpend lezen les 3: herhalen

Maak de opdrachten in de les of thuis (als je het niet afkrijgt)
De voorlaatste slide is een video over 'publieksgerichtheid'.
Kijk die met een koptelefoon/oortjes in de les of thuis.
Vul ook de allerlaatste vraag in (EXITPOLL).

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstDOEL werd er afgebeeld?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstdoel?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk tekstDOEL werd er afgebeeld?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn voorbeelden van tekstDOELEN?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, opiniëren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst
D
krant, tv, social media

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als het gaat om tekstdoelen, van wie is het dan het doel?
A
de docent Nederlands
B
de schrijver van de tekst
C
de lezer van de tekst
D
schrijver én lezer

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het goed om tekstdoelen te kunnen herkennen?
A
zo weet je wat de schrijver wil bereiken
B
om er meer van te kunnen begrijpen en te leren
C
dan word je niet te snel overtuigd of overgehaald
D
om teksten te beoordelen en er kritisch naar te kijken

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tekstsoorten

Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke 2 tekstvormen horen bij activeren?
A
advertentie
B
nieuwsbericht
C
klachtenbrief in krant
D
poster

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstvormen horen bij een uiteenzettende tekst?
A
reclame, nieuwsbericht in de krant, handleiding
B
gedicht, schoolboekentekst, recept
C
recept, handleiding, schoolboekentekst
D
handleiding, gedicht, recept

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke tekstvormen kunnen kunnen horen bij het tekstdoel 'overtuigen'.

Kies twee antwoorden.
A
ingezonden brief
B
nieuwsbericht
C
recensie
D
roman

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Maak de opdracht op de volgende slide:
Sleep de tekstSOORTEN naar de juiste tekstDOELEN.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informeren
Overtuigen
Overhalen
Amuseren
Opiniëren
Activerende tekst
Informerende tekst
Uiteenzettende tekst
Beschouwende tekst
Betogende tekst
Amuserende tekst

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Maak de opdracht op de volgende slide:
Sleep de tekstVORMEN naar de juiste tekstDOELEN.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Informeren
Overtuigen
activeren
Amuseren
opiniëren
Reclame
Nieuwsbericht
Recept
Column
Tekst met de mening van de schrijver in een tijdschrift
Jeugdroman

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Maak de opdracht op de volgende slide:
Sleep de tekstSOORTEN naar de juiste tekstVORMEN

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Notulen
Instructie
Sollicitatiebrief
Songtekst
Opiniestuk
Boekenpitch
Activerende tekst
Informerende tekst
Uiteenzettende tekst
Beschouwende tekst
Betogende tekst
Amuserende tekst

Slide 31 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is géén leesstrategie (= manier van lezen)?
A
oriënterend lezen
B
zoekend lezen
C
studerend lezen
D
activerend lezen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je als je de betekenis van een woord opzoekt in het woordenboek?
A
oriënterend
B
grondig/intensief
C
zoekend
D
studerend

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke leesstrategie gebruik je als je een fictieboek of schoolboektekst helemaal leest.
A
oriënterend
B
grondig/intensief
C
zoekend
D
studerend

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als ik iets op internet zoek, gebruik ik de leesstrategie:
A
Oriënterend lezen
B
Zoekend lezen
C
Globaal lezen
D
Grondig/intensief lezen

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik moet leren voor een toets, welke leesstrategie pas ik toe?
A
Zoekend lezen
B
Studerend lezen
C
Oriënterend lezen
D
Globaal lezen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij oriënterend lezen, ben je een tekst meer aan het scannen. Wat lees dan wel goed?

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst
B
Het onderwerp van een alinea

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om het onderwerp van een tekst te vinden, stel je de vraag:
A
Wat vindt de schrijver van de tekst?
B
Waar gaat deze tekst over?
C
Wat vind ik van de tekst?

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijk! Het onderwerp van de tekst noteer je in...?
A
Een paar woorden.
B
Een hele zin.
C
In twee of meer zinnen.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin is meestal de KERNZIN van een alinea? (de zin waarin de belangrijkste informatie staat)
A
de eerste zin
B
de laatste zin
C
de eerste of de laatste zin
D
het tussenkopje

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Exitpoll
Wat vind je nog lastig?
Tekstdoelen, tekstsoorten en tekstvormen
publiek van een tekst
Oriënterend lezen
Onderwerp en deelonderwerp
Alinea

Slide 43 - Poll

Deze slide heeft geen instructies