Boek 8 Samenleven blok 1 SCHU

Boek 8 Samenleven blok 1 SCHU
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Boek 8 Samenleven blok 1 SCHU

Slide 1 - Tekstslide

pak je iPad  

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Dit uur
-
- bespreken blok 1 boek 8 herhalen
- opdrachten maken

Slide 4 - Tekstslide

Waar gaat dit blok over?

In Frankrijk voeren burgers actie tegen de regering. Ze worden de ‘gele hesjes’ genoemd, omdat de meeste demonstranten een geel hesje dragen. 

In de achttiende eeuw (1700-1800) kwamen burgers in opstand tegen de koning. De koning had alle macht en het gewone volk had niets te zeggen. 
Belangrijke geleerden vonden het oneerlijk dat maar een paar mensen de macht hadden. Het volk moest mee kunnen beslissen. Dat vonden de burgers wel een goed idee. Daarom kwamen ze in opstand. I
n Frankrijk ging het er fel aan toe. Het hoofd van de koning belandde in een rieten mand. Het was de tijd van pruiken en revoluties.

Slide 5 - Tekstslide

leerdoelen

• uitleggen wat absolutisme is
• vertellen wat de rechten en plichten van de drie standen waren
• vertellen hoe het denken over vrijheid veranderde in de achttiende eeuw


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Alle macht aan de koning

In 1661 was Lodewijk XIV (de veertiende) de koning van Frankrijk. 

Zijn manier van regeren heet absolutisme
 Dat betekent dat hij de absolute macht had: hij besliste alles zelf en hoefde geen verantwoording af te leggen aan het volk. 

Er was wel een Staten-Generaal. Dat was een groep belangrijke geestelijken, edelen en rijke burgers die de koning advies mochten geven. Maar de koning riep hen nooit bij elkaar. Hij wilde hun advies niet.

Slide 9 - Tekstslide


Lodewijk XIV leeft heel luxe en woonde in een groot paleis in Versailles.
Daar woonden ook  duizenden edelen.
Er waren grote feesten in het paleis om ze bezig te houden. Ze  kregen geen macht. De koning nam ambtenaren in dienst om zijn beslissingen uit te voeren.

Iedereen geloofde dat de koning zijn macht van God gekregen had.  Zijn bijaam was de Zonnekoning. Toen hij in 1715 stierf, was Frankrijk een arm land.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Waarom werd Lodewijk XIV de "Zonnekoning" genoemd?
A
Hij hield heel erg van de zon en planeten.
B
Hij vond dat alles draaide om hem, net als alles draait om de zon.
C
Hij was altijd heel vrolijk, "het zonnetje in huis".
D
Hij verwende mensen met geschenken die leken op de zon

Slide 13 - Quizvraag

Wie was de Zonnekoning?
A
Lodewijk XIV
B
Lodewijk XV
C
Lodewijk XI
D
Napoleon

Slide 14 - Quizvraag

Wat is absolutisme?
A
Iedereen heeft macht
B
Alleen de burgers hebben macht
C
De koning heeft alle macht

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Nieuwe ideeën
Het geloof in God en de Kerk was eeuwenlang heel belangrijk. Mensen geloofden wat de pastoors, dominees en priesters, maar ook de koning hun vertelden.

 

In de achttiende eeuw vonden de Franse geleerden Voltaire en Rousseau dat mensen voor zichzelf moesten nadenken. Ze vonden ook dat alle mensen gelijk waren. 

Dus een koning die absolute macht had was niet eerlijk. Een koning moest regeren in het belang van het volk!

Slide 17 - Tekstslide

Nieuwe ideeën
Frankrijk was een standenmaatschappij:
1.  de geestelijken (eerste stand)
2. de edelen (tweede stand)
3.  de burgers en boeren (derde stand). 

Er was helemaal geen gelijkheid. De geestelijken en edelen hadden veel rechten: zij hoefden bijvoorbeeld geen belasting te betalen, hoewel ze vaak rijk waren. De burgers en de boeren moesten wel belasting betalen, hadden weinig rechten en de meesten waren heel arm.


Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Nieuwe ideeën
.

Mensen moesten dus gelijk zijn en vrij en altijd hun mening kunnen geven. 
Deze nieuwe ideeën werden door boeken, tijdschriften en toneelstukken verspreid onder alle lagen van de bevolking

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Derde stand boos
In Frankrijk veel ongelijkheid. De Derde stand was het armste maar moest als enige belasting betalen.

In 1788  veel mislukte oogsten --> voedsel duur --> mensen geen geld voor belastingplicht.

Op dat moment Lodewijk XVI (16e).
Die heeft geldnood vanwege luxe leefstijl en oorlogen.
Hij wil de belasting verhogen en roept d eStaten-Generaal
 in 1789 bij elkaar


Slide 22 - Tekstslide

Revolutie
Merendeel Derde Stand was arm, maar er was ook een kleine groep rijke burgers. 
Die willen alleen geld geven als de Derde Stand meer inspraak (= meer te zeggen) kreeg.
Koning beloofde dit, maar de arme mensen in de Derde Stand geloven dit niet en komen in opstand.

VRIJHEID GELIJKHEID EN BROEDERSCHAP

14 juli 1789 bestorming Bastille

Slide 23 - Tekstslide

filmpje
https://schooltv.nl/video/high-speed-history-wat-is-de-franse-revolutie/#q=franse%20revolutie


Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Na Franse Revolutie
- afschaffing van de standenmaatschappij (iedereen dus gelijk)
- Grondwet met gelijke rechten  en vrijheid van meningsuiting
- Bevolking mag eigen regering kiezen
- Koning verliest al zijn macht en wordt zelfs in 1793 onthoofd (burger Capet) 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Verwerking
Maken Boek 8 blok 1 opdrachten:
2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 11ab, 13, 14, 15, 17



Klaar? maak alvast opdracht 19, 20, 21 en rond je weektaak af.

Slide 28 - Tekstslide

Pauze

Slide 29 - Tekstslide

Dit blokuur les 2 - 7 november


- bespreken blok 1 boek 8 deel 2
- opdrachten maken

Slide 30 - Tekstslide

leerdoelen

• drie vernieuwingen noemen die Napoleon invoerde.
• overeenkomsten en verschillen noemen tussen Lodewijk XIV en Napoleon.

Slide 31 - Tekstslide

Pak je iPad 

Slide 32 - Tekstslide

Waarvoor wordt een guillotine gebruikt
A
Onthoofden
B
Dood straf
C
Om je brood mee te snijden

Slide 33 - Quizvraag

Wat zou de reden zijn dat de Guillotine werd gebruikt?
A
De guillotine kon sneller mensen executeren
B
De guillotine was goedkoper
C
De guillotine zou een pijnloze dood geven

Slide 34 - Quizvraag

In Frankrijk was er een standenmaatschappij. Wie hoort bij welke stand?
Eerste stand
Tweede stand
Derde Stand
Geestelijken (kerk)
Adel
Boerenen Burgers

Slide 35 - Sleepvraag

standenmaatschappij is
A
een maatschappij waar iedereen gelijke rechten heeft
B
Een maatschappij die is opgedeeld in twee standen; Vrije rijke mensen en arme niet rijke mensen.
C
Een maatschappij die is opgedeeld in drie standen: , Geestelijkheid, Adel en Burgers
D
Ee maatschappij die bestaat uit Adel, Geestelijken, boeren en burgers, maar de koning is de baas

Slide 36 - Quizvraag


Wat was geen stand uit de standenmaatschappij?
A
Adel
B
Geestelijken
C
Boeren
D
Handelaar

Slide 37 - Quizvraag

Lodewijk XVI was een ... vorst.
A
revolutionaire
B
absolute
C
democratische
D
parlementaire

Slide 38 - Quizvraag

Hoe ging Lodewijk XVI dood?
A
Niet
B
Guillotine
C
Aan overgewicht
D
Vermoord door Marie Antoinette

Slide 39 - Quizvraag

De Franse Revolutie was in
A
1748
B
1776
C
1789
D
1795

Slide 40 - Quizvraag

iPad  in de tas

Slide 41 - Tekstslide

Keizer Napoleon
Alle Lodewijken koning door geboorte..
Napoleon niet.....

Slide 42 - Tekstslide

Napoleon - filmpje
https://schooltv.nl/video/high-speed-history-wie-was-napoleon/#q=franse%20revolutie

Slide 43 - Tekstslide

Keizer Napoleon
Na de Franse Revolutie chaos in Frankrijk. 
Er was strijd om de macht en veel mensen werden gevangengezet of onthoofd. 

Generaal Napoleon Bonaparte staatsgreep --> Hij kreeg de absolute macht en kroonde zichzelf in 1804 tot keizer. Hij maakte van Frankrijk een land met een sterk leger en veroverde een groot deel van Europa, ook Nederland.

 

Maar Napoleon was het eens met de meeste idealen van de Franse Revolutie. Hij organiseerde het bestuur goed in Frankrijk en ook in de landen die hij veroverde. 

Slide 44 - Tekstslide

Wat doet Napoleon?
- het Burgerlijk Wetboek of Code Napoleon. 
Iedereen was voor de wet gelijk en rechters moesten iedereen voor hetzelfde misdrijf dezelfde straf geven.
- de burgerlijke stand (achternaam nodig)
- metrieke stelsel  (dat was voor de handel veel gemakkelijker)

Slide 45 - Tekstslide

Verwerking
Maken Boek 8 blok 1 opdrachten:
2, 3, 4, 5, 8, 9, 10, 11ab, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21



Klaar? vraag het nakijkboekje en kijk na.

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide