Ergonomisch werken

Ergonomisch werken in de zorg
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Ergonomisch werken in de zorg

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning:
- Leerdoelen
- Theorie
- Opdrachten
- Leerdoelen
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
-Weet je wat mobiliteit is
-Wat ergonomisch werken is.
-Kennis van houdingen.
-Kennis hoe je zorgvragers kunt ondersteunen bij hun mobiliteit.
-Kennis van ondersteunde hulpmiddelen hierbij

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is mobiliteit?

Slide 4 - Tekstslide

Veel zorgvragers zijn beperkt in hun bewegingen. Als je de zorgvrager ondersteunt bij zijn mobiliteit, voorkom je dat je zelf klachten krijgt door goed te tillen. Je belast je lichaam zo min mogelijk, ofwel je werkt ergonomisch.
Voor de ondersteuning van de mobiliteit gebruik je tiltechnieken en hulpmiddelen. Hierbij ga je steeds methodisch te werk.
Ergonomie is de wetenschappelijke studie van de mens in relatie tot zijn omgeving. Dit kan een product, ruimte of werkplek zijn. Ergonomie zit vervat in ons dagelijks leven, maar is vooral bekend in arbeidssituaties. Het is afgeleid van de Griekse woorden ‘ergon’ (werk) en ‘nomos’ (wet) en moet ervoor zorgen dat de veiligheid en gezondheid van de werknemers verzekerd wordt. Bij het ontwerpen van consumentengoederen en interieurs speelt vooral comfort en het doeltreffend functioneren een rol.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ergonomie

Wat betekent ergonomisch werken?
Betekent de aanpassing van het werk naar het menselijk lichaam. Bij het aanpassen van het werk naar het menselijk lichaam - de werknemers van het bedrijf - is het belangrijk rekening te houden met spieren en gewrichten

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is ergonomie?
De wetenschappelijke studie van de mens in relatie met zijn omgeving.
Gericht op product, ruimte of werkplek.
Zit in het dagelijks leven maar vooral bekend in arbeidssituaties.
Komt uit het Grieks: ergon (werk) en nomos (wet)


Slide 6 - Tekstslide

Ergonomie is de wetenschappelijke studie van de mens in relatie tot zijn omgeving. Dit kan een product, ruimte of werkplek zijn. Ergonomie zit vervat in ons dagelijks leven, maar is vooral bekend in arbeidssituaties. Het is afgeleid van de Griekse woorden ‘ergon’ (werk) en ‘nomos’ (wet) en moet ervoor zorgen dat de veiligheid en gezondheid van de werknemers verzekerd wordt. Bij het ontwerpen van consumentengoederen en interieurs speelt vooral comfort en het doeltreffend functioneren een rol.
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ergonomie
"De ergonoom draagt bij tot het zodanig ontwerpen en evalueren van taken, jobs, producten, ruimtes en systemen dat ze tegemoetkomen aan de noden, mogelijkheden en beperkingen van mensen."
Verder worden nog drie specialisatiedomeinen afgebakend:
Fysieke ergonomie: houdt rekening met de menselijke anatomie, antropometrie, fysiologie, biomechanica in relatie tot de fysieke activiteit. Relevante topics zijn de werkhoudingen, manueel hanteren van lasten, repetitieve bewegingen, werkgerelateerde musculoskeletale klachten, werkplekinrichting, veiligheid en gezondheid.
Cognitieve ergonomie bestudeert de mentale processen zoals perceptie, geheugen, denken en motorische reacties in de interactie tussen mens en systeem. Relevante topics zijn de mentale werkbelasting, beslissen, mens-computer interactie, menselijke betrouwbaarheid, stress en training.
Organisatie ergonomie focust op het optimaliseren van sociotechnische systemen zoals organisatiestructuren en –processen. Onderwerpen zijn communicatie, ontwerpen van werkplekken en –tijden, teamwork, participatieve ergonomie, telewerken en kwaliteitszorg.

3 specifieke domeinen
Fysieke ergonomie
Werkhoudingen, hanteren lasten, inrichting werkplek, veiligheid en gezondheid.
Cognitieve ergonomie
Mentale processen: geheugen, denken, stress en training enz.
Organisatie ergonomie
   ontwerpen van werkplekken en werktijden.

Slide 7 - Tekstslide

Verder worden nog drie specialisatiedomeinen afgebakend:
Fysieke ergonomie: houdt rekening met de menselijke anatomie, antropometrie, fysiologie, biomechanica in relatie tot de fysieke activiteit. Relevante topics zijn de werkhoudingen, manueel hanteren van lasten, repetitieve bewegingen, werkgerelateerde musculoskeletale klachten, werkplekinrichting, veiligheid en gezondheid.
Cognitieve ergonomie bestudeert de mentale processen zoals perceptie, geheugen, denken en motorische reacties in de interactie tussen mens en systeem. Relevante topics zijn de mentale werkbelasting, beslissen, mens-computer interactie, menselijke betrouwbaarheid, stress en training.
Organisatie ergonomie focust op het optimaliseren van sociotechnische systemen zoals organisatiestructuren en –processen. Onderwerpen zijn communicatie, ontwerpen van werkplekken en –tijden, teamwork, participatieve ergonomie, telewerken en kwaliteitszorg.

Ergonomisch werkomgeving
Juiste houdingen (lopen, zitten, tillen, duwen, trekken)
Ventileer voldoende, zorg voor frisse lucht.
Zorg voor fijne temperatuur, pas zo nodig je kleding aan.
Houd de luchtvochtigheidsgraad op pijl.
Lawaai voorkomen.
Veilig werken met medicatie
Veilig werken op het gebied van hygiëne.
Werk bij goede verlichting.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een goede houding bij tillen belangrijk
Ter voorkomen van beschadigen van de botten, spieren, pezen, banden en gewrichten.
Bekende klachten: lage rugklachten, klachten van nek, schouders en armen.

Slide 9 - Tekstslide

Als verpleegkundige kun je tijdens het uitvoeren van je werkzaamheden je botten, spieren, pezen, banden en gewrichten overbelasten, waardoor ze beschadigd kunnen raken. Dit kan tot pijn en andere klachten leiden. Bekend zijn vooral de lage rugklachten en last hebben van nek, schouders en armen.
Uit onderzoek blijkt dat ongeveer 40% van de werknemers in de gezondheidszorg last heeft van klachten aan het houdings- en bewegingsapparaat. Rugklachten zijn de tweede belangrijkste reden – na griep of verkoudheid – om te verzuimen en daarmee verantwoordelijk voor 15% van de verzuimdagen in Nederland. Daarnaast geeft 21% van deze verzuimende werknemers aan dat het werk de hoofdoorzaak is van deze klachten en 32% dat het werk mede de oorzaak is. De Gezondheidsraad benadrukt dat ook tilgewichten van 23 en 25 kg tot extra rugklachten leiden en dat alleen aandacht voor het tilgewicht onvoldoende is om lage rugklachten te voorkómen.
Bron: Signaleringsrapport beroepsziekten van het Nederlands Centrum Beroepsziekten, 2014

Hoeveel kilo mag je trekken, tillen of duwen?
niet meer tillen dan 23 kg
niet meer trekken/duwen dan 15 kg per hand, of 25 kg per twee handen
niet meer trekken dan 5 kg wanneer de kracht uit de vingers komt

Slide 10 - Tekstslide

Om te kunnen zien wanneer iets te zwaar is, zijn er in de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting normen opgesteld.
De normen geven aan wat wel en niet mag als het gaat om fysieke belasting en worden als volgt ingevuld:
niet meer tillen dan 23 kg
niet meer trekken/duwen dan 15 kg per hand, of 25 kg per twee handen
niet meer trekken dan 5 kg wanneer de kracht uit de vingers komt
 
De Praktijkrichtlijnen fysieke belasting geven per branche aan:
wanneer fysieke belasting overgaat in fysieke overbelasting;
welk type (til)hulpmiddel er dan gebruikt moet worden;
welke hulpmiddelen je kunt gebruiken om te checken of je volgens deze richtlijnen werkt.
 
De Praktijkrichtlijnen fysieke belasting geven iedereen duidelijkheid over de grenzen tussen toelaatbare en niet meer toelaatbare belasting tijdens het werk. Ze vormen daarmee de basis voor een effectief preventiebeleid in een instelling. Voor zorgverleners zijn er praktijkrichtlijnen opgesteld in drie versies:
voor zorgverleners
voor zorgverlening cliënten
voor huishoudelijke zorg
 
Meer informatie vind je op www.arbocatalogusvvt.nl.
Andere landelijke maatregelen die ook in de arbocatalogus worden genoemd zijn:
de indeling in mobiliteitsklassen;
het gebruik van het transferprotocol. (Zie de paragraaf ‘Transferprotocol en hulpmiddelen bij het tillen’.)
 

Biochemica:

Zwaartepunt: centrum van voorwerp of lichaam
Last: voorwerp dat getild moet worden
Lastarm: afstand tussen het zwaartepunt en de last.
Hefboom: afstand tussen kracht en het te bewegen voorwerp.

Belasting = lastarm in cm x last

DUS: hoe verder het gewicht van het lichaam gehouden wordt, hoe groter de belasting van het lichaam is!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefening:
Houd een fles water zo lang mogelijk voor je borst met gestrekte armen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vijf Basisindeling Mobiliteitsklasse
(A tot E)

Slide 13 - Tekstslide

De basisindeling van de mobiliteitsklassen gaat van A tot en met E. Voor elke categorie staat aangegeven:
de mate van mobiliteit en zelfstandigheid van de zorgvrager
het risico van fysieke overbelasting voor de zorgverlener
of een zorgvrager al dan niet een fysieke bijdrage kan leveren
of het stimuleren van mobiliteit van belang is
Wil je meer weten en de pdf downloaden, ga dan naar www.profijtvanarbobeleid.nl.

Wat betekent tranfers
Overbrenging
Het verplaatsen van een zorgvrager (bijvoorbeeld van bed naar stoel)
Transferprotocollen zijn opgesteld door de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting. (onderdeel van het zorgdossier)

Slide 14 - Tekstslide

Transfer betekent overbrenging: hoe je de zorgvrager helpt om zich van het bed naar een stoel te verplaatsen bijvoorbeeld. Daarvoor zijn transferprotocollen opgesteld die de Praktijkrichtlijnen fysieke belasting naar de specifieke situatie van de zorgvrager vertalen. Daarmee zijn ergonomische aspecten afgedekt, maar zijn ook zorginhoudelijke afspraken op het gebied van mobiliteit en zelfredzaamheid van de zorgvrager helder voor iedereen. Dit stimuleert de mobiliteit van de zorgvrager en het kennisniveau in het team.
Het transferprotocol is een onderdeel van het zorgdossier en geeft per zorgvrager precies aan hoe de transfers moeten verlopen. Het moet op de juiste manier door zorgverleners worden ingevuld en regelmatig worden besproken en zo nodig worden herzien.

Hulp bieden bij: 
Staan en lopen
Zitten
Liggen
Zie ook instructievideo’s en richtlijnen op https://www.goedgebruik.nl/




Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lopen
Lopen, traplopen en stilstaan.
Goede verdeling van gewicht en goede spierspanning.
Let op steunende schoenen.
Stroeve zolen.
Ondersteun indien van toepassing aan een niet aangedane zijde. Geef steun door de elleboog vast te houden.
Loop bij gebruik van rollator/looprek achter de cliënt.

Slide 16 - Tekstslide

Hulp bieden bij staan, lopen en zitten
Als een zorgvrager uit bed mag, kun je hem hulp bieden bij het lopen, traplopen en stilstaan. Bij een zorgvrager in een rolstoel is het belangrijk dat hij de juiste zithouding heeft en met zijn rolstoel kan omgaan. De hulpmiddelen die daarbij gebruikt worden, moeten veilig, hygiënisch en ergonomisch zijn.
Hulp bieden bij het staan
In de ideale situatie is de spierspanning gelijkmatig over het hele lichaam verdeeld en worden gewrichtsbanden en -kapsels gelijkmatig belast.
Doordat het lichaamsgewicht goed verdeeld is over beide benen, is ook de druk op de gewrichten optimaal verdeeld. Je kunt de zorgvrager voorlichting geven over zijn lichaamshouding bij staan. Eventueel kan de fysiotherapeut dit doen. Bij verlies van functies kun je de mensendiecktherapeut of cesartherapeut inschakelen om adviezen te vragen over houdingscorrectie en een juiste houding aan te leren. Als verpleegkundige pas je dan de maatregelen en instructies van deze disciplines toe.
Hulp bieden bij het lopen
Als een zorgvrager loopt, is het belangrijk dat hij goed steunende schoenen aanheeft. Dat moeten bij voorkeur leren schoenen met stroeve zolen zijn. De schoenen zijn met klittenband of veters goed dichtgemaakt. De kleding moet gemakkelijk zitten en het lopen niet hinderen.
Bij het lopen ondersteun je de zorgvrager altijd aan de niet-aangedane kant van het lichaam. Je geeft geen arm, maar steunt de zorgvrager door zijn elleboog vast te houden.
Als de zorgvrager een rollator of looprekje gebruikt, loop je achter hem.
Voorbeelden van loophulpmiddelen zijn:
wandelstok
elleboog-, triceps- of okselkruk
vierpootje of eiffeltje
driewiel- of vierwielrollator
looprek of loopfiets

Opdracht
Ga naar https://www.goedgebruik.nl/
Onderzoek wat de volgende loopbegeleiding inhoudt. Oefen eventueel met je buurman/buurvrouw.
Loopbegeleiding naast een cliënt
Loopbegeleiding tegenover de cliënt en gaan zitten in een stoel.
Loopbegeleiding tegenover de cliënt en gaan zitten in stoel -zeemansgang

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

hulp bij zitten

Juiste houding van belang, voorkomen van contracturen, druk-en schuifklachten (decubitus)

Onderscheidt:
Statische zitmiddelen
Dynamische zitmiddelen

Slide 18 - Tekstslide

Een zorgvrager die langdurig moet zitten of in een rolstoel zit, geef je voorlichting over de zithouding en de hulpmiddelen daarbij of je schakelt daarvoor een fysiotherapeut in. Als een zorgvrager langdurig of voor de rest van zijn leven in een rolstoel komt, heeft hij ook adviezen nodig over het leren omgaan met de rolstoel. Bij het (langdurig) zitten is er druk op de stuit en mogelijk ook op de ellebogen en de kniegewrichten. Dit verhoogt de kans op contracturen in deze gewrichten. Afhankelijk van de eigenschappen van de (rol)stoel is er een kans dat de zorgvrager onderuitzakt. Hierdoor ontstaan druk- en schuifkrachten met gevaar voor decubitus. In een onderuitgezakte houding wordt bovendien de ademhaling belemmerd en neemt de belasting van de tussenwervelschijven in de onderrug toe.
 
Zithulpmiddelen
Als verpleegkundige beoordeel je in hoeverre de zorgvrager in staat is goed te zitten of dat het nodig is dat hij zijn zithouding corrigeert. Afhankelijk daarvan kun je gebruikmaken van twee soorten zithulpmiddelen.
Statische zitmiddelen: een statisch zitmiddel past zich niet aan de vorm van de zorgvrager aan. Daardoor prikkelt het de zorgvrager tot activiteit. Deze zitmiddelen zijn alleen geschikt voor zorgvragers die in staat zijn te verzitten.
Dynamische zitmiddelen: de vorm van het zitelement past zich aan de vorm van de zorgvrager aan. Dit leidt tot een betere drukverdeling en maakt het zitmiddel geschikt voor de zorgvrager die niet gemakkelijk kan gaan verzitten.
 
Beide soorten zitmiddelen kunnen op verschillende soorten onderstellen geplaatst zijn: niet-rijdende en rijdende. Sommige zitmiddelen hebben een zitelement dat te kantelen is. Wanneer het zitelement naar achteren gekanteld wordt, verschuift de druk van de zitbeenknobbels naar de onderrug. Hierdoor wordt de druk gelijkmatiger verdeeld en neemt de belasting van de onderrug af.
Andere hulpmiddelen die je kunt gebruiken om de zorgvrager in een optimale zithouding te plaatsen, zijn:
kussens
voetenbankje
armleuningen

hulp bij lichaamshouding in bed
Zorg voor afwisseling bij passieve zorgvragers (comfort, voorkomen contracturen en decubitus)
Soms op voorschrift als onderdeel behandeling.

Slide 19 - Tekstslide

Het is raadzaam passieve zorgvragers regelmatig te laten wisselen van lig- en zithouding. Het kan ook zijn dat de arts de zorgvrager een lichaamshouding in bed voorschrijft, als onderdeel van zijn behandeling. Je geeft de zorgvrager dan voorlichting over zijn lichaamshouding
Rechtop zittende houding
De rechtop zittende houding wordt veel toegepast, omdat de zorgvrager dan een optimaal zicht heeft op zijn omgeving. Hij kan daardoor verschillende activiteiten uitoefenen, zoals eten, lezen en schrijven. Om te voorkomen dat de zorgvrager onderuitzakt, gebruik je een voetenbankje, dat tevens contracturen tegengaat bij de enkels. Observeer regelmatig de drukplaatsen en de stand van de gewrichten. Vraag de zorgvrager zichzelf regelmatig te liften (op te drukken) om decubitus te voorkomen.

Houding in bed
Rechtopzittend, van belang bij het nuttigen van een maaltijd.
Goed voor de ademhaling.
Om iets te kunnen lezen, schrijven, enz.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Houdingen in bed
Fowlerpositie (ontstekingen, abcessen buik)
Ruggedeelte staat in een hoek van 45 tot 60 graden (halfzittend)
Knieën kunnen (licht) gebogen zijn
Semifowler (decubituspreventie)
-30 graden hoofdsteun.

Slide 21 - Tekstslide

Fowlerpositie (ontstekingen, abcessen buik)
Ruggedeelte staat in een hoek van 45 tot 60 graden (halfzittend)
Knieën kunnen (licht) gebogen zijn
Semifowler (decubituspreventie)
-30 graden hoofdsteun.

houdingen in bed
Trendelenburg (tenen omhoog)
Anti-trendelenburg

Slide 22 - Tekstslide

Bij de trendelenburgpositie ligt de zorgvrager ook in rugligging, maar wordt het bed in zijn geheel licht achterover gekanteld, zodat het hoofdeinde lager komt te liggen dan het voeteneinde. In verpleeg- en ziekenhuizen is hiervoor doorgaans toestemming van de arts of fysiotherapeut nodig. Deze houding bevordert de aderlijke doorbloeding en laat het bloed naar de hersenen stromen. Ze wordt vaak voorgeschreven bij zorgvragers in een shock.
 
Antitrendelenburgpositie
Het bed van de zorgvrager wordt hierbij aan het hoofdeinde licht naar boven gezet, zodat het voeteneinde omlaag komt en het hoofdeinde omhoog. De antitrendelenburgpositie laat het bloed naar de onderbenen stromen en wordt voorgeschreven bij zorgvragers die problemen hebben met de slagaderlijke doorbloeding van de benen.

Houdingen in bed
Zijligging
Het knie- en heupgewricht bovenliggende been zijn gebogen en worden ondersteund door een dik stevig kussen.
Bovenliggende arm eventueel ondersteunen met een dik stevig kussen.
Bekken mag niet gedraaid zijn t.o.v de heup.

Slide 23 - Tekstslide

Zijligging
De zorgvrager ligt op een zijde van het lichaam; het knie- en heupgewricht van het bovenliggende been zijn gebogen en worden bij voorkeur ondersteund door een dik, stevig kussen. Eventueel kan de bovenliggende arm bij de zijligging ook ondersteund worden met een dik stevig kussen. Je observeert de positie van het bekken ten opzichte van de rug: het bekken mag niet gedraaid zijn.

Tilhulpmiddelen

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actieve:
Deze gebruik je als de zorgvrager in staat is mee te werken
Steunfunctie op min. 1 been
Redelijke rompbalans en schouderfunctie
Enig begrip van situatie
actieve lift

Passieve:
Zorgvrager neemt niet actief deel aan de transfer
De zorgvrager wordt geheel ondersteund door een hangmat
Passieve tillift

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel ondersteuning heeft de zorgvrager nodig bij de mobiliteit? Om dit goed in te schatten, beantwoord je de volgende vragen.
Wat is het visueel vermogen van de zorgvrager?
Hoe is het met zijn kracht, energie, balans en coördinatievermogen?
Wat kan de zorgvrager nog zelf?
Welke klachten beïnvloeden zijn mobiliteit?
Welke houding is voor deze zorgvrager geschikt of voorgeschreven?
Welke wensen en gewoonten heeft hij?
Is de zorgvrager eerder gevallen; zijn er valrisico’s?
Zijn er geschikte hulpmiddelen aanwezig voor zijn mobiliteitsprobleem?
Welke voorlichting heeft de zorgvrager nodig over zijn mobiliteit en hulpmiddelen?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inzet deskundigen
Fysiotherapie
Ergocoach
Mensendieck
Cersartherapie

Slide 27 - Tekstslide

Fysiotherapie
De fysiotherapeut wordt vooral ingeschakeld bij mobiliteitsproblemen door gezondheidsklachten en bij ernstige verstoringen. De fysiotherapeut voorkomt, behandelt en stabiliseert gezondheidsproblemen. Dat doet hij door oefeningen met de zorgvrager te doen (bewegingstherapie), massage toe te passen, pijn te verlichten, apparatuur te gebruiken (fysische therapie) en adviezen te geven over hulpmiddelen.
 
Ergocoach
De ergocoach (ook wel bekend als aandachtsvelder fysieke belasting of tilspecialist) ondersteunt en begeleidt zorgverleners bij het voorkomen en verminderen van fysieke belasting. Ergocoaches zijn teamleden die naast hun uitvoerende taken een extra verantwoordelijkheid op zich hebben genomen voor de preventie en vermindering van fysieke belasting. Hierbij gaat de aandacht niet alleen naar tillen of transfers, maar ook naar fysieke belasting in bredere zin, zoals zithouding en manier van bukken.
 
Mensendieck
De mensendiecktherapeut houdt zich vooral bezig met de houding en de beweging van de zorgvrager door hem bewust te maken van de omgang met zijn lichaam. Ook beoordeelt hij de mogelijkheden die de zorgvrager heeft. Door oefeningen aan te bieden waarbij de oorzaak van een verkeerde beweging of houding wordt weggenomen, hoopt hij de gevolgen op te lossen. Mensendiecktherapeuten gebruiken geen apparatuur, maar passen alleen bewegingsoefeningen toe.
 
Cesartherapie
Ook de cesartherapeut houdt zich bezig met de (onjuiste) houding en beweging van de zorgvrager. De juiste beweging en houding worden aangeleerd door oefeningen waarbij de spieren optimaal samenwerken en de gewrichten op de juiste manier worden belast. Ook bij cesartherapie wordt geen apparatuur gebruikt.

Free learning
Basis fysiek gezond werken
https://www.free-learning.nl/modules/basisfysiekgezondwerken/start.html
Stalift en passieve lift
https://www.free-learning.nl/modules/staliftenpassievelift/start.html


Slide 28 - Tekstslide

Basis fysiek gezond werken
Welkom bij deze Free Learning ‘Basis Fysiek Gezond Werken’. Aan de hand van 20 vragen kun je jezelf basiskennis over het omgaan met fysieke belasting in de zorg bijbrengen.
Stalift en passieve lift: doelgroep
De module is bestemd voor zorgverleners (in opleiding) die met tilliften (gaan) werken.
Type tillift
Er bestaan allerlei types en merken tilliften. In deze Free Learning module kunnen we die niet allemaal laten zien. In de films zal je een lift met een elektrische verrijdbaar onderstel zien, maar voor de functionaliteit maakt dat in essentie niet uit. Wil je meer leren over manoeuvreren dan kun je de Free Learning modules ‘Manoeuvreren’ en/of ‘’Manoeuvreren met tilliften’ doen.