H2.5 Verandering in Nederlandse steden + herhaling

De Nederlandse steden
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

De Nederlandse steden

Slide 1 - Tekstslide

1. (Oude) binnenstad 
Nauwe straten, café´s, weinig woningen

Slide 2 - Tekstslide

2. 19e-eeuwse wijken  
Hoge woningdichtheid

Slide 3 - Tekstslide

3. Hoogbouw wijken  
Lagere huren, vaak huur, leefbaarheid iets minder

Slide 4 - Tekstslide

4. Laagbouw wijken  
Duurdere huizen, vaak koop, leefbaarheid beter

Slide 5 - Tekstslide

5. Vinex-wijken 
Vanaf 1990, vaak duurder en dus vrij nieuw

Slide 6 - Tekstslide

Leefbaarheid

- Mensen met meer inkomen trekken weg uit gebieden waar de leefbaarheid minder is.

Gevolg?
Mensen met minder inkomen blijven achter. Wijk gaat nog meer achteruit


Slide 7 - Tekstslide

het vervangen van slechte woningen en gebouwen door nieuwe, duurdere huizen en meer parkjes
Renovatie
Herstructurering
Sanering

Slide 8 - Sleepvraag

Herhaling H2

Slide 9 - Tekstslide

Maak de juiste combinaties
Primaire sector
Secundaire sector
Tertiaire sector
Grootste sector in arme landen.
Grootste sector in Nederland.
Visser
Bakker
Boer
Docent
Postbode
Vlogger
Grootste sector in Ethiopië
In deze sector worden producten gemaakt vanuit grondstoffen.

Slide 10 - Sleepvraag

In deze bevolkingsgrafiek is vergrijzing te zien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Het land van de bevolkingsgrafiek is een...
A
Ontwikkeld land
B
Ontwikkelingsland
C
Opkomend land

Slide 12 - Quizvraag

Formele sector
Informele sector

Slide 13 - Sleepvraag


Bekijk bron 8: Welke zin is juist?
A
Rijke landen: verstedelijkingsgraad laag. Het tempo ligt hoog
B
Arme landen: verstedelijkingsgraad is laag, het tempo hoog.
C
Arme landen: verstedelijkingsgraad hoog, tempo laag
D
Rijke landen: verstedelijkingsgraad laag, tempo laag

Slide 14 - Quizvraag

Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Verstedelijkingsgraad
B
Urbanisatie
C
Suburbanisatie
D
Stedelijk netwerk

Slide 15 - Quizvraag

belangrijk zakencentrum

politiek bestuurscentrum

internationale haven en centrum van industrie

knooppunt van transport 
Amsterdam
Den Haag
Rotterdam
Utrecht

Slide 16 - Sleepvraag

Goed of fout: Tussen 1880 -1960 vond in Nederland urbanisatie plaats
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

Vanaf welk jaar trokken mensen ongeveer uit de stad?
A
1880
B
1930
C
1960
D
1990

Slide 18 - Quizvraag

3. Een global city is ook een ...
A
Megastad en wereldstad
B
Megastad en black hole
C
Metropool en black hole
D
Wereldstad en metropool

Slide 19 - Quizvraag

4. Kenmerkend voor een stad is dat de bevolkingsdichtheid?
A
Hoog is
B
Laag is
C
Verwarrend is
D
niet te vinden is

Slide 20 - Quizvraag

6. Wat is een Primate City?
A
Een stad die veel groter is dan de 2de stad in het land
B
Een stad die veel belangrijker dan de 2de stad in het land
C
Een stad die minder belangrijk is dan de 2de stad in het land
D
Een stad die minder klein is dan de 2de stad in het land

Slide 21 - Quizvraag

7. Wat is een koloniale dubbelstad?
A
Twee steden die op elkaar lijken
B
Als een kant van de stad heel oud is en de andere kan nieuw
C
Nieuw wegen patroon
D
Waarbij 1 iemand over twee steden regeert

Slide 22 - Quizvraag

8. Maak de juiste combinaties.
rijk land
arm land
arm land
rijk land
hoge verstedelijkingsgraad
lage verstedelijkingsgraad 
hoog verstedelijkingstempo 
laag verstedelijkingstempo

Slide 23 - Sleepvraag

Lagos is een typisch voorbeeld van een megastad (en primate city).
Wat kun je zeggen over het verstedelijkingstempo en de verstedelijkingsgraad?
A
Verstedelijkingstempo: laag Verstedelijkingsgraad: laag
B
Verstedelijkingstempo: hoog Verstedelijkingsgraad: hoog
C
Verstedelijkingstempo: hoog Verstedelijkingsgraad: laag
D
Verstedelijkingstempo: laag Verstedelijkingsgraad: hoog

Slide 24 - Quizvraag

10. Combineer de volgende foto's met de typen steden.
De Amerikaanse stad

De Islamitische stad

De Europese stad
De Latijns-Amerikaanse stad

Slide 25 - Sleepvraag

12. De grens tussen stad en platteland is tegenwoordig ... dan vroeger
A
Minder scherp
B
Scherper
C
Hobbelig
D
Waterig

Slide 26 - Quizvraag

13. Wat is GEEN gevolg van suburbanisatie?
A
Het inwoneraantal daalt
B
De bevolkingssamenstelling verandert
C
De wijk verarmt, meer criminaliteit
D
Er vestigen zich meer winkels in de stad

Slide 27 - Quizvraag

14. Verbindt de juiste oorzaken voor problemen in een megastad aan elkaar.
wonen
werken
overbelaste infrastructuur
vervuiling
armoede
te snelle groei
geen scholing
weinig aanbod
overbevolkt
weinig voorzieningen
geen regels
geen controle over

Slide 28 - Sleepvraag

Formele sector
Informele sector
15. Maak de juiste combinaties.
Wel belasting betalen
Geen belasting betalen
Krantenverkopers of schoenenpoetsers
Leraar of politie

Slide 29 - Sleepvraag

16. Wat kan de overheid doen om mensen in sloppenwijken te helpen? (meerdere goede antwoorden)
A
De sloppenwijken slopen en woonwijken bouwen
B
Basisinfrastructuur aanleggen
C
Met rust laten en zelf laten groeien
D
Werkgelegenheid aanbieden

Slide 30 - Quizvraag

17. Waar liggen sloppenwijken in ontwikkelingslanden ten opzichte van de stad, denk je?
A
Aan de rand
B
In het centrum
C
Tussen de rand en het centrum in

Slide 31 - Quizvraag

18. Combineer de volgende begrippen met de omschrijvingen.
Steden zijn aan elkaar vastgegroeid.
Steden die dichtbij elkaar liggen werken met elkaar samen.
Steden groeien aan dorpen in de buurt vast.
Meerdere grote steden in een land die goed verbonden zijn door middel van infrastructuur.
Stadsregio
Stedelijk gebied
Stedelijk netwerk
Agglomeratie

Slide 32 - Sleepvraag

19. Combineer de volgende begrippen met de juiste omschrijving.
Mensen verhuizen van het platteland naar steden. 
Mensen verhuizen van steden naar omliggende plaatsen.
Urbanisatie
Suburbanisatie
Oorzaak: vervuiling steden
Oorzaak: meer werk in fabrieken
Oorzaak: meer mensen hebben een auto.
Gevolg: meer files

Slide 33 - Sleepvraag

20. Maak de juiste combinatie.
Stad
Agglomeratie
Stedelijk gebied
Suburbanisatie

Slide 34 - Sleepvraag

Wat betekent renovatie?
A
Het opknappen van huizen.
B
Het vervangen van slechte gebouwen.
C
Hier wonen veel arme mensen.
D
Je onveilig en onprettig voelen in de wijk.

Slide 35 - Quizvraag

Wat betekent sanering?
A
Het opknappen van huizen
B
Het afbreken van huizen en vervangen voor nieuwbouw
C
Het bouwen van een nieuw stadsdeel aan de rand van de stad
D
Huizen en gebouwen terugbrengen naar oorspronkelijke staat

Slide 36 - Quizvraag

Waar wordt nieuwbouw geplaatst?
A
Op open plekken in de stad
B
Op de goedkoopste grond
C
In oude stadsdelen
D
Aan de rand van de stad

Slide 37 - Quizvraag

Wat is segregatie?
A
Dat mensen naar de stad verhuizen.
B
Dat er een slechte infrastructuur is.
C
Dat groepen mensen gescheiden wonen.
D
Het ontstaan van megasteden.

Slide 38 - Quizvraag

Wat is een Vinex-wijk?
A
Het begin van een nieuw dorp
B
Een wijk in Amsterdam
C
Nieuwbouwwijken in het midden van een stad
D
Nieuwbouwwijken aan de rand van een stad

Slide 39 - Quizvraag

Wat is een oplossing voor segregatie?
A
Die is er niet
B
Inkomens gelijktrekken
C
Alle huizen hetzelfde bouwen
D
Een mix maken van huizen in wijken voor arm- en rijk

Slide 40 - Quizvraag