Trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
- Ik oefen het herkennen en gebruiken van de trappen van vergelijking.

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn trappen van vergelijking
                                                                               1. groot
                                                                                2. groter
                                                                                  3.grootst

Slide 3 - Tekstslide

Trucje voor trappen van vergelijking
1e trap -
2e trap +er
3e trap +st

Slide 4 - Tekstslide

Groot
1e. Peter is voor zijn leeftijd heel groot. 
2e. Jan is groter dan Peter.
3e. Julian is het grootst.

Slide 5 - Tekstslide

Warm
1e. Morgen is het warm.
2e. Overmorgen wordt het warmer.
3e. Het weekend blijft toch wel het warmst.

Slide 6 - Tekstslide

warm
1e. De grijze pan is warm.
2e. De zwarte pan is warmer.
3e. Het warmst is de bruine pan.

Slide 7 - Tekstslide

Uitzonderingen
goed – beter – best
graag – liever – liefst
veel – meer – meest

Slide 8 - Tekstslide

1. Dat kasteel is het ….. van Europa. (groot)
A
grootst
B
groot
C
groter
D
grooter

Slide 9 - Quizvraag

2. Mark vind het ….. om buiten te gaan voetballen, want binnen is het warm. (leuk)
A
leukst
B
leuker

Slide 10 - Quizvraag

3. ….. dan gisteren wordt het niet gelukkig. (koud)
A
Koud
B
Kouder
C
Koudst

Slide 11 - Quizvraag

4. Tante Jannie is nog ….. dan ome Kees. (doof)
A
doofer
B
dover
C
doofst
D
doof

Slide 12 - Quizvraag

5. Ik vind het jammer dat de prijs van een nieuwe tafel zo ….. is nu. (duur)
A
duurder
B
duur
C
duurst

Slide 13 - Quizvraag

Open vragen

Slide 14 - Tekstslide

6. Feyenoord kan ..... voetballen dan Ajax. (goed)

Slide 15 - Open vraag

7. Opa is ..... dan mijn oma. (jong)

Slide 16 - Open vraag

8. Ik ben het ..... van de klas. (jong)

Slide 17 - Open vraag

9. Een kip is ...... dan een olifant. (klein)

Slide 18 - Open vraag

10. Meike deed een beetje ..... vanochtend. (gek)

Slide 19 - Open vraag

Ik begrijp woorden met de trappen van vergelijking nu beter
Ja
Nee

Slide 20 - Poll

Welk rijtje klopt?

Slide 21 - Tekstslide

11.
A
goed-beter-best
B
goed-goeder-goedst

Slide 22 - Quizvraag

12.
A
duurder-duurst-duur
B
duur-duurder-duurst
C
duurst-duurder-duur

Slide 23 - Quizvraag

13.
A
leuk-leukst-leuk
B
leuk-leuker-leukst

Slide 24 - Quizvraag

14.
A
vers-versser-verst
B
vers-verser-verst

Slide 25 - Quizvraag


A
verrast-verraster-meest verrast
B
verrast-verraster-verrast

Slide 26 - Quizvraag

Einde

Slide 27 - Tekstslide