Het klimaat en de grond boden ideale omstandigheden voor het verbouwen van suiker. Net als eerder in Spaans-Amerika waren echter ook in Suriname de indianen niet geschikt voor het zware plantagewerk. De plantagehouders zetten hiervoor Afrikanen in die als slaven naar Amerika werden gehaald via de trans-Atlantische slavenhandel.
In 1667 werd Suriname veroverd door een Zeeuwse kapitein, waarna Suriname in handen kwam van Hollandse kolonisten. De Republiek stuurde soldaten om het gebied te beschermen en opstanden neer te slaan.