Articles and plurals

Articles and plurals
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsBeroepsopleiding

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Articles and plurals

Slide 1 - Tekstslide

Articles = lidwoorden
De / het = the
Een = a of an

Ik zie een huis aan het eind van de straat.
I see a house at the end of the street.

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer gebruik je 'an' in plaats van 'a'?

Slide 3 - Open vraag

A & an
A: als een woord met een medeklinkerKLANK begint.
A chair, a school, a university.

An: als een woord met een klinkerKLANK begint.
An apple, an orange, an hour.

Slide 4 - Tekstslide

Welke van deze letters is een klinker?
A
Y
B
K
C
E
D
B

Slide 5 - Quizvraag


That is ...... big book.
A
a
B
an

Slide 6 - Quizvraag


Mae Jemison was ..... astronaut.
A
a
B
an

Slide 7 - Quizvraag


You can use ...... ATM to get cash money.
A
a
B
an

Slide 8 - Quizvraag


He is ..... FBI agent.
A
a
B
an

Slide 9 - Quizvraag

Regel 1
A(n) voor religies, nationaliteiten, en banen (tenzij er maar één van is)
 
  • Tim wants to be a teacher.
  • John is an Englishman.
  • Joe Biden is the president of the US.

Slide 10 - Tekstslide

Carol's father works as ..... electrician.
A
a
B
an
C
the
D
-

Slide 11 - Quizvraag

Rishi Sunak is ..... Prime Minister of the UK.
A
a
B
an
C
the
D
-

Slide 12 - Quizvraag

Regel 2
Geen lidwoord bij algemeen gebruik van gebouwen
  • Peter went to university.
  • Susan was sent to hospital.
Wel 'the' bij een specifiek gebouw
  • Have you seen the university of Cambridge? It’s beautiful.
  • I work at the hospital near the airport.

Slide 13 - Tekstslide

Do you know ..... hospital near the city centre? It's called the Grey Sloan Memorial hospital.
A
a
B
an
C
the
D
-

Slide 14 - Quizvraag

Michael was sent to ..... prison for armed robbery.
A
a
B
an
C
the
D
-

Slide 15 - Quizvraag

Regel 3
Geen lidwoord voor most
  • De meeste studenten zijn tussen de 16 en 20 jaar oud.
  • Most students are between 16 and 20 years old.

Slide 16 - Tekstslide

..... Netherlands is a country known for tulips and cheese.
A
A
B
An
C
The
D
-

Slide 17 - Quizvraag

She sent me ..... postcard from Italy.
A
a
B
an
C
the
D
-

Slide 18 - Quizvraag

Plurals
Singular = 1 =enkelvoud
Plural = 2+ = meervoud

Slide 19 - Tekstslide

What is the plural form of 'laptop'?

Slide 20 - Open vraag

Spelling
De spelling verandert soms afhankelijk van waar een woord op eindigt.

Slide 21 - Tekstslide

What is the plural form of 'bus'?

Slide 22 - Open vraag

What is the plural form of 'taco'?

Slide 23 - Open vraag

1 potato, 2 .....
A
potatos
B
potatoes
C
potato's

Slide 24 - Quizvraag

What is the plural form of 'leaf'?

Slide 25 - Open vraag

I'll be busy in the weekend: I have two .....!
A
party's
B
partys
C
parties
D
partie's

Slide 26 - Quizvraag

Excuse me, have you found my .....? I lost them on my way here.
A
keys
B
key's
C
keies

Slide 27 - Quizvraag

Onregelmatige meervoudsvormen
Sommige meervoudsvormen houden zich niet aan de regels.

Slide 28 - Tekstslide

There are twenty-two ..... (child) in that class.

Slide 29 - Open vraag

There are fifty ...... (schapen) in the herd.
A
sheep
B
sheeps
C
sheep's
D
shape

Slide 30 - Quizvraag

Our cat caught two ...... (muizen) last week.
A
mouses
B
mousies
C
mice
D
maice

Slide 31 - Quizvraag

Objecten die uit twee delen bestaan
staan in het Engels altijd in het meervoud. Denk aan:
  • jeans
  • scissors
  • pliers
  • glasses

Slide 32 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Engels: Ik heb twee paar spijkerbroeken.

Slide 33 - Open vraag