In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
In een vergelijking zet je twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken. (object en beeld)
De vijand kwam als een dief in de nachtHij ging er als een haas vandoorPieter is zo rood als een kreeft
1. Bennie werd zo rood als een biet toen hij de beurt kreeg.
Het object(o) en het beeld(b) worden met elkaar vergeleken.