Economisch bekeken - H2.2. Inkomsten uit bezit (B)

2.2. Inkomen uit bezit (B)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2.2. Inkomen uit bezit (B)

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide


Wat zijn inkomsten uit arbeid?
VRAAG 1
A
Het geld dat je krijgt van je ouders als zakgeld
B
Het geld dat je verdient door te werken
C
Het geld dat je wint in de loterij
D
Het geld dat je ontvangt als cadeau

Slide 3 - Quizvraag


Wat wordt er bedoeld met minimumloon?
VRAAG 2
A
Het laagste bedrag dat werkgevers verplicht zijn om werknemers te betalen
B
Het laagste bedrag dat je kunt uitgeven aan boodschappen
C
Het gemiddelde bedrag dat werknemers in een bedrijf verdienen
D
Het bedrag dat je moet betalen voor huur

Slide 4 - Quizvraag


Welke van de volgende is géén voorbeeld van inkomsten uit arbeid?Hoe ontstaan loonverschillen?
VRAAG 3
A
Winst uit eigen bedrijf
B
Bonussen van je werkgever
C
Salaris dat je krijgt voor je werk
D
Geld dat je krijgt van je ouders als zakgeld

Slide 5 - Quizvraag


Wat is loon in natura?
VRAAG 4
A
Loon dat je ontvangt in de vorm van goederen of dienste
B
Loon dat je in geld ontvangt
C
Loon dat je aan het einde van het jaar krijgt
D
Loon dat je alleen in de zomer krijgt

Slide 6 - Quizvraag


Waarom kunnen er grote verschillen zijn in het salaris tussen verschillende beroepen?
VRAAG 5
A
Omdat beroepen die in de stad zijn altijd beter betaald worden
B
Omdat alle beroepen dezelfde opleiding vereisen
C
Omdat sommige beroepen meer vakkennis en ervaring vereisen
D
Omdat sommige beroepen in hetzelfde bedrijf meer uren maken

Slide 7 - Quizvraag

2.2. Inkomen uit bezit (B)

Slide 8 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat inkomen uit bezit zijn.
  • verschillende inkomsten uit bezit benoemen en weten wat ze betekenen.
  • uitleggen hoe een belegging in aandelen geld kan opleveren (of geld kan
     kosten).
  • uitleggen wat de begrippen aandeel, dividend en koers betekenen.
Wat gaan we leren?

Slide 9 - Tekstslide

Soorten inkomsten

Slide 10 - Tekstslide

  • Rente is de vergoeding voor het
      afstaan van geld.
  • Als je spaargeld bezit, kun je dat
     op de bank zetten. De vergoeding
     die je hiervoor krijgt van de bank
     is rente.
Inkomsten uit bezit: rente

Slide 11 - Tekstslide

Inkomen uit huizen
  • Huur is de vergoeding voor het afstaan van woonruimte of bedrijfsruimte.
  • Als je meerdere huizen bezit, kun
     je de huizen waar je niet woont verhuren. De opbrengst is dan dus huur.

Inkomsten uit bezit: huur

Slide 12 - Tekstslide

  • Pacht is de vergoeding voor het
      afstaan van een grond.
  • Heb je een stuk grond in je
      bezit dat je niet gebruikt? Dit kun
      je ook verhuren. Het geld wat je
      hiervoor krijgt is pacht.
  • Mensen met een huis betalen
     soms pacht, omdat hun huis op
     andermans grond staat.
Inkomsten uit bezit: pacht

Slide 13 - Tekstslide

  • Winst is de inkomsten uit een
     eigen bedrijf.
  • Soms heeft een bedrijf geen
     winst en dus verlies. Dit betaalt de
     eigenaar van het bedrijf zelf.
Inkomsten uit bezit: winst

Slide 14 - Tekstslide

  • Een aandeel is een bewijs dat
     iemand mede-eigenaar is van een
     bedrijf.
  • Als het bedrijf winst maakt krijg je
     een stukje van de winst
     uitgekeerd. Dat heet dividend.
  • De prijs waarvoor je een aandeel
     koopt noem je de koers.
  • Je kan koerswinst of verlies make.
Inkomsten uit bezit: aandelen

Slide 15 - Tekstslide

  • Op 26 augustus heb ik een aandeel
     Walt Disney gekocht voor een koers
     van $ 90.92.
  • Vanochtend was de koers van
     aandeel $ 90.92.

  • Vraag: Als ik dit aandeel nu zou
     verkopen, heb ik dan koerswinst of
     koersverlies?
VOORBEELD

Slide 16 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 17 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Maak de opgaven 1 t/m 15 op bladzijde 38 en 39 van
     werkboek 3A!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 15 t/m 30 op bladzijde 39 en 40.
  • Klaar? Dan kun je nakijken en heb je geen huiswerk.






timer
10:00
Rood = Zelfstandig en stil werken. 
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 30 van hoofdstuk 2.2
     inkomsten uit bezet op bladzijde 38 t/m 40.

Huiswerk

Slide 19 - Tekstslide

Bedankt en fijne dag!

Slide 20 - Tekstslide