Charles Darwin zag kleine verschillen tussen dieren op de Galapagoseilanden en beschreef feiten (1859).
Met deze feiten als argumenten, bedacht hij de evolutietheorie. Deze theorie beschrijft dat, als gevolg van mutaties, natuurlijke selectie optreedt en de best aangepaste organismen overleven. Hierdoor kunnen soorten veranderen, ontstaan of uitsterven.