Je kunt toepassingen van materialen beschrijven, waarbij dichtheid een grote rol speelt.
Je kunt berekeningen uitvoeren met dichtheid, massa en volume.
Je kunt op basis van de dichtheid uitleggen wanneer een voorwerpt zinkt, zweeft of drijft.
Slide 2 - Tekstslide
Dichtheid
Dichtheid:
Dichtheid = Het aantal gram van 1 cm³ van een stof
Slide 3 - Tekstslide
Dichtheid (formule)
Dichtheid= massa/volume g/cm^3 = g / cm^3
Dus wat je nodig?
De massa in gram
Het volume in kubieke cm cm^3
Slide 4 - Tekstslide
Massa
De massa bepaal je met een weegschaal.
Reken de massa altijd om naar gram.
1kg = 1000 gram
Slide 5 - Tekstslide
Volume berekenen
Volume =
Lengte x breedte x hoogte
cm x cm x cm = cm^3
(Bij een wiskundige figuur zoals een balk of een kubus)
Slide 6 - Tekstslide
Volume
Volume kun je bepalen met de onderdompelmethode
(bij een vreemdsoortige vorm)
V = Veind - Vbegin)
Slide 7 - Tekstslide
Dichtheid berekenen
ρ
m
V
= dichtheid
= massa
= volume
(g)
(cm3)
(cm3g)
Slide 8 - Tekstslide
Binas tabel 15, 16 en 17
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Drijven en zinken
als iets een kleinere dichtheid heeft dan drijft het op een voorwerp met een grotere dichtheid.
Olie drijft op water omdat het een kleinere dichtheid heeft.
Dichtheid water is ongeveer 1,00 g?cm^3
Slide 12 - Tekstslide
Dichtheid
Dichtheid
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Laagjes cocktail
In de vorige slide zag je een natuurkunde laagsjes cocktail. Deze coctail kun je met behulp van wat kennis van dichtheid maken.
Elke vloeistof en vaste stof heeft een kleinere of grotere dichtheid. Hierdoor drijven sommige stoffen op elkaar, terwijl andere stoffen dat niet zouden doen.
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld
Bereken de dichtheid van het blokje.
Slide 17 - Tekstslide
Uitwerking
Gegevens: m = 324 g V = L x B x H V= 4 x 3 x 10 = 120 cm3