1TH herhaling 5.3 en 5.5 toetsweek

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

herhaling 5.3 & 5.5

6.3

Deel 1: 6.3 Grammaire I

het werkwoord faire

Het werkwoord 'faire' betekent ...

1. doen/maken
2. gaan
3. hebben
4. zijn

6.3

Deel 1: 6.3 Grammaire I

het werkwoord faire

Kies de juiste vorm:
Elle ... ses devoirs.

1. fais
2. fait
3. faison
4. faites

Kies de juiste vorm:
Ils ... du tennis.

1. fais
2. fait
3. font
4. faisons

Kies de juiste vorm:
Nous ... un vlog.

1. fais
2. fait
3. font
4. faisons

Vertaal de woorden. Gebruik het ww 'faire'.
... un voyage. (jullie maken)

Vertaal de woorden. Gebruik het ww 'faire'.
... une photo. (ik maak)

Vertaal de woorden. Gebruik het ww 'faire'.
... du sport? (doet u)

6.5

Deel 2: 6.5 Grammaire II

het bijvoeglijk naamwoord (vorm en plaats)

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Het bijvoeglijk naamwoord

Wat weten we nog?

Un garçon français.                     Een Franse jongen.

Une fille française.                       Een Frans meisje.

In het Frans staat het bijvoeglijk naamwoord vaak ... het zelfst. nw.

Een bijvoeglijk naamwoord dat bij een vrouwelijk woord hoort krijgt een extra ...

1. e
2. s

Ken je dit schema nog?

Het bijvoeglijk naamwoord

Un pantalon rouge.           -->           Une robe rouge.

Un garçon français.          -->           Deux garçons français.

• Geen extra -e, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e.
• Geen extra -s, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s.

Kies de juiste vorm:
Léa porte une ___ robe.

1. joli
2. jolie

Kies de juiste vorm:
Le film est ___.

1. intéressant
2. intéressante

Kies de juiste vorm:
C'est un ___ chanteur (zanger).

1. grand
2. grande

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chien (m) ___ .

1. petits
2. petit

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord (nieuw)

Un film intéressant.

Normaal staan de bijvoeglijk naamwoorden in het FA achter het zelfstandig naamwoord.

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Maar...

De volgende komen ervóór:

bijv. nw. die ervoor komen

Kies de juiste volgorde:
Nadia est une ___.

1. belle fille
2. fille belle

Kies de juiste volgorde:
Et Jules est un ___.

1. garçon beau
2. beau garçon

Kies de juiste volgorde:
Je suis une ___.

1. fille néerlandaise
2. néerlandaise fille

Kies de juiste volgorde:
Elle porte une ___

1. jupe rougee
2. jupe rouge