1HV Unité 5

Brugklas

Faire (un. 7)
Bn. (un. 5)
Delend lw. (un. 6)

1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Brugklas

Faire (un. 7)
Bn. (un. 5)
Delend lw. (un. 6)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

orange
marron
noir
bleu
jaune
violet
blanc
gris
rose
rouge
vert

Slide 3 - Sleepvraag

le verbe faire
je
fais
tu
fais
il / elle/ on
fait
nous
faisons
vous 
faites
ils / elles 
font
ik
doe
jij
doet
hij / zij / men
doet
wij
doen
jullie / u
doen /doet
zij [mmv / vmv]
doen

Slide 4 - Tekstslide

Vul de goede vorm van 'faire' in:
je ...
A
fais
B
fait
C
faisons
D
font

Slide 5 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'faire' in:
ils ...
A
fais
B
fait
C
faisons
D
font

Slide 6 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'faire' in:
on ...
A
faites
B
fait
C
faisons
D
font

Slide 7 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'faire' in:
vous ...
A
faisons
B
faites
C
faire
D
font

Slide 8 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'faire' in:
Romain...
A
fais
B
faites
C
fait
D
font

Slide 9 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'faire' in:
Mes parents ...
A
fait
B
faisons
C
font
D
faire

Slide 10 - Quizvraag

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een ...

Slide 11 - Open vraag

De vorm van het bijvoeglijk nw

Un jean vert                           Une olive verte

Deux jeans verts                 Deux olives vertes

                 


Slide 12 - Tekstslide

Donc....
mannelijk
vrouwelijk
enkelvoud
petit
petite
meervoud
petits
petites

Slide 13 - Tekstslide

En nog een keer ......
mannelijk enkelvoud = -
mannelijk meervoud = +s

vrouwelijk enkelvoud = +e
vrouwelijk meervoud = +es

Slide 14 - Tekstslide

Maar..... let op !

 Un pantalon rouge.           -->           Une robe rouge.
  • Geen extra -e, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -e.


Un garçon
 français.          -->           Deux garçons français.
  • Geen extra -s, wanneer het mannelijk enkelvoud al eindigt op een -s.

Slide 15 - Tekstslide

Bijzondere vormen
mannelijk
vrouwelijk
lekker, goed
bon
bonne
mooi
beau
belle
nieuw
nouveau
nouvelle
oud
vieux
vieille

Slide 16 - Tekstslide

Bij vrouweljik enkelvoud krijgt het bijvoeglijk naamwoord een extra...
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 17 - Quizvraag

Mannelijk meervoud krijgt ..
A
e
B
s
C
es
D
niks

Slide 18 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Elle a une ___ jupe.
A
joli
B
jolie

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
La série est ___.
A
intéressant
B
intéressante

Slide 20 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
C'est une ___ actrice.
A
grand
B
grande

Slide 21 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:
Elle a deux chats (m) ___ .
A
noirs
B
noir

Slide 22 - Quizvraag

Kies de juiste vorm:

Elle porte une robe ____
A
rouge
B
rougee
C
rouges

Slide 23 - Quizvraag

De plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Un film intéressant.

Normaal staan de bijvoeglijk naamwoorden in het Frans
 achter het zelfstandig naamwoord.

Slide 24 - Tekstslide

Maar deze bijvoeglijk nw staan
vóór het zelfst. nw

Slide 25 - Tekstslide

Kies de juiste volgorde:
Léa est une ___.
A
jolie fille
B
fille jolie

Slide 26 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde:
Et Jules est un ___.
A
garçon beau
B
beau garçon

Slide 27 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde:
Je suis une ___.
A
fille française
B
française fille

Slide 28 - Quizvraag

Kies de juiste volgorde:
Elle porte un ___
A
pantalon noir
B
noir pantalon

Slide 29 - Quizvraag

Welke lidwoorden
ken je in het Frans?

Slide 30 - Open vraag

Het delend lidwoord 
Gebruik: 
Als er in het Nederlands géén lidwoord voor het zelfstandig naamwoord staat, krijg je in het Frans een delend lidwoord. 
BV: Zij eet salade  - Elle mange de la salade. 

Vormen delend lidwoord: 
mannelijk:                   DU
vrouwelijk:                  DE LA
klinker/stomme h:   DE L'
meervoud:                  DES

Slide 31 - Tekstslide



Na een ontkenning:
Dan gebruik je in het Frans:

Na een hoeveelheidswoord:
Dan gebruik je in het Frans:


de
d'


de
d'
Het delend lidwoord verandert alleen :

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Het stappenplan voor het delend lidwoord

Stap 1: Ontkenning of hoeveelheidswoord? --> de / d'
Stap 2: Meervoud? --> des
Stap 3: Enkelvoud klinker/stomme 'h' --> de l'
Stap 4: Vrouwelijk? --> de la
Stap 5: Mannelijk? --> du

Slide 35 - Tekstslide

Vous êtes prêts ?
Nu volgen een paar vragen om te kijken of je het begrepen hebt.
Bonne chance !

Slide 36 - Tekstslide

Tu veux ... coca ?

Kies het juiste delend lidwoord.
A
du
B
de la
C
de l'
D
des

Slide 37 - Quizvraag

Non, je ne veux pas ... coca
A
du
B
de la
C
d'
D
de

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de vertaling van 'veel'
A
beaucoup
B
souvent
C
plusieurs
D
parfois

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de vertaling van 'een beetje'
A
un petit
B
un peu
C
une bête
D
un grand

Slide 40 - Quizvraag

Wat is de vertaling van 'een kilo sinaasappels'
A
un kilo de rouges
B
un kilo de jaunes
C
un kilo d'oranges
D
un kilo de bleus

Slide 41 - Quizvraag

Wat is de vertaling van 'een glas cola'
A
une glace de coca
B
une tasse de coca
C
un peu de coca
D
un verre de coca

Slide 42 - Quizvraag

Vertaal 'ik eet geen vlees'
A
Je ne mange pas du viande.
B
Je ne mange pas des viande.
C
Je ne mange pas de viande.
D
Je ne mange pas d' viande.

Slide 43 - Quizvraag