Lesweek 2

• Communicatie
• MBO
• Studiejaar 3

GESPREKKEN VOEREN MET CLIËNTEN VOOR MZ

~Lesweek 2~

TERUG-

BLIKKEN

-

-

Afstand & nabijheid

Zes keer A

1.  Aandacht voor je gesprekspartner
2.  Aandacht voor je eigen signalen
3.  Afstemmen
4.  Aanvullen
5.  Assertiviteit
6.  Alternatieven

Aan de slag

1. Lees de theoriebron 'Vier fasen van een gesprek'

2. Maak oefening 8 'Fasen van een gesprek'

3. Klaar? Maak voor jezelf een overzicht van welke gespreksfase je het makkelijkst vindt, welke fase daarna komt etc. 

Inhoud & emoties

Inhoud: de boodschap die je wilt overbrengen

Emoties: hoe iemand zich voelt

Ga als gespreksleider mee met het niveau van de cliënt/gesprekspartner

Rollenspel klassikaal

Gegevens: Mevrouw van Dort is de dochter van een oudere mevrouw die sinds drie maanden in ons verpleeghuis woont. Ze is 33 jaar en haar moeder is 65 jaar oud.
Mevrouw is vroegtijdig dement geworden. Ze herkent haar dochter niet meer en doet onaardig tegen haar als ze op bezoek komt. Mevrouw van Dort heeft het daar niet gemakkelijk mee. Ze komt drie keer in de week, maar ze weet zich niet goed een houding te geven in het contact met haar moeder. Ze loopt dan wat over de afdeling en zoekt vaak contact met een bewoonster die wel aardig op haar reageert. 

Opdracht
: Je werkt als MZ-er binnen de woonlocatie waar de moeder van Mevrouw van Dort. Na een volgend bezoek voer je een gesprek met haar naar aanleiding van de moeilijkheden die ze in de omgang met haar moeder ervaart. Luister naar ervaringen in het contact met haar moeder en hoe zij daarmee om denkt te kunnen gaan. 

Oefening 9 Opbouw van een gesprek (variant)

1. Werk in drietallen
2. Kies een van de twee onderwerpen voor het gesprek: gebruik van sociale media of vakanties/reizen
3. Bepaal het doel van het gesprek met elkaar
4. Voer het rollenspel uit (gesprek) en let daar bij op de vier fasen. Wissel na 5 minuten om van rol. Iedereen is dus een keer gespreksleider geweest. De observant geeft feedback op het doorlopen van de vier fasen. 

Evalueren rollenspel

1. Je hebt een rode en een groene post-it gekregen
2. Schrijf je naam op beide post-its
3. Schrijf op de groene post-it wat je goed vond gaan tijdens het gesprek
4. Schrijf op de rode post it wat je moeilijk vond tijdens het gesprek (evt. met feedback observant)
5. Plak de post-its op het bord

Volgende week...

Verschillende soorten gesprekken