O5: woordvolgorde (wk 19, les 1)


Welkom O5!

NT2/Nederlands



A1-A2
2-06-2023

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les


Welkom O5!

NT2/Nederlands



A1-A2
2-06-2023

Slide 1 - Tekstslide

Telefoons in de tas, alsjeblieft.

Slide 2 - Tekstslide

Wat leer ik deze les?

  •                  Je gaat oefenen met de woordvolgorde.


  •               You will practice with the word order.

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Grammatica: woordvolgorde
  • Zelfstandig werken
  • Klokkijken 
  • Getallen bingo
  • Spreken
  • DISK: verhaal schrijven
  • Bordspel




Slide 4 - Tekstslide

Afspraken in de les 


  • Telefoon in de tas.
  • Niet eten.
  • Vraag? Steek je vinger op. Niet roepen!





Slide 5 - Tekstslide

Wat gaan we doen / leren?

  • je  leert hoe je een goede zin maakt
  • je leert nieuwe woorden
  • je gaat samenwerken met een klasgenoot

Slide 6 - Tekstslide

Woordvolgorde
onderwerp/persoonsvorm/tijd/wat

Slide 7 - Tekstslide

Herhaling
wie/ww/wat

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik | lees | een boek.

'Ik' = 
'lees' =
'een boek' = 


Slide 9 - Tekstslide

een boek - jullie - lenen

Slide 10 - Open vraag

drinkt - een glas ranja - zij

Slide 11 - Open vraag

Iets moeilijker

Slide 12 - Tekstslide

Wat is: wie/ww/tijd/wat?
wie is het onderwerp (ik, hij, Johan, ....)
werkwoord is de persoonsvorm (fietsen, lopen, zijn, ...
tijd is de tijd van iets (vandaag, morgen, ...)
wat zijn de overige zinsdelen



Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld
Ik | ga | morgennaar school.

'Ik' is het onderwerp
'ga' is de persoonsvorm
'morgen' is de tijd
'naar school' is de wat

Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld
Hij | fietst  | nu | naar school.

'Hij' is het onderwerp
'gaat' is de persoonsvorm
'nu' is de tijd
'naar school' is de wat

Slide 15 - Tekstslide

woordvolgorde
onderwerp-1e werkwoord-tijd-plaats-(2e werkwoord)

Ik fiets morgen naar school.
De leerlingen willen vandaag op school een spel spelen.

onderwerp en werkwoord horen bij elkaar!

Slide 16 - Tekstslide

woordvolgorde
Maar soms wil je iets anders op de eerste plaats zetten: bijvoorbeeld de tijd 

tijd- werkwoord-onderwerp-plaats 
Volgende week krijgen de leerlingen een kerstlunch op school.
Op 30 december bakt mijn moeder oliebollen in de keuken.



Slide 17 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?

Karel leert vanavond voor de toets.
A
Karel
B
leert
C
vanavond
D
voor de toets

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de tijd?

David wijst nu naar zijn oren.


A
David
B
wijst
C
nu
D
naar zijn oren

Slide 19 - Quizvraag

ligt - Johan - in bed - vandaag

Slide 20 - Open vraag

woordvolgorde
Bij een vraag komt het werkwoord op de 1e plaats:
1e werkwoord-onderwerp-tijd-plaats-2e werkwoord

Moet  ik morgen naar school fietsen?
 Willen de leerlingen vandaag op school een spel spelen?

Slide 21 - Tekstslide

Vraagzinnen
Bij vraagzinnen wordt het onderwerp en persoonsvorm omgedraaid.
De rest van de zin blijft hetzelfde.

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld
Leer | jij | vandaag | veel?

'Leer' is de persoonsvorm
'jij' is het onderwerp
'vandaag' is de tijd
'veel' is de wat

Slide 23 - Tekstslide

Voorbeeld
Gaat | Matthijs | vandaag | naar school?

'Gaat' is de persoonsvorm
'Matthijs' is het onderwerp
'vandaag' is de tijd
'naar school' is de wat

Slide 24 - Tekstslide

we - Gaan- - naar het zwembad- volgende week vrijdag?

Slide 25 - Open vraag

ben-jij-op-school-niet-Waarom?

Slide 26 - Open vraag

Van A tot Zin
 4.9

Opdr. 1, 4, 5, 6

Slide 27 - Tekstslide

Klokkijken

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Klokkijk BINGO

Slide 30 - Tekstslide

dobbelspel zinnen
  • Gooi  2 dobbelstenen.
  • Maak samen een zin.
  •  Beide plaatjes moeten in de zin gebruikt worden.
  • Denk aan de volgorde!

Slide 31 - Tekstslide

Spel
We doen een spel.
Het is een spel over alles van NT2.
Ik leg het spel uit.
Je doet het spel met een groepje.

Slide 32 - Tekstslide