1.2 Leven in een industriestad

Memo hm 2
H1 De tijd van burgers en stoommachines 
1.2. Leven in een industriestad

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Memo hm 2
H1 De tijd van burgers en stoommachines 
1.2. Leven in een industriestad

Slide 1 - Tekstslide



Industriële revolutie
1750-1850




Een belangrijk keerpunt in de wereldgeschiedenis

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
Leerdoelen 1.2.1
1) Ik kan de werk- en leefomstandigheden van arbeiders beschrijven.
2) Ik kan de leefomstandigheden van de gegoede burgerij beschrijven.
3) Ik kan twee belangrijke ideeën noemen die liberalen in de 19e eeuw hadden op het gebied van bestuur en economie, en wat liberalisme is.
Ik ken de begrippen en jaartallen uit deze (deel)paragraaf.

Slide 3 - Tekstslide

Werk in de eerste fabrieken
Werkomstandigheden
  • Lage lonen
  • Lange werkdagen (alleen zondag vrij)
  • Vrouwen en kinderen werkten ook (nog minder loon)
  • Werk in de fabriek was gevaarlijk en ongezond. 
  • Als een arbeider ziek was, verdiende hij niets.
  • Protesteren of demonstreren had weinig zin. Je werd ontslagen.

Slide 4 - Tekstslide

1750

Slide 5 - Tekstslide

Wonen bij de fabriek
Leefomstandigheden:
  • Luchtvervuiling doordat de huizen bij de fabrieken stonden.
  • Kleine huizen van slechte kwaliteit.
  • Smerige straten, geen riolering, geen schoon drinkwater en slechte hygiëne.
  • Cholera en andere besmettelijke ziekten
  • Door het zware werk, het slechte eten
      en de ongezonde woonomstandigheden   
      werden arbeiders niet oud. 
  • Kinderen gingen niet naar school

Slide 6 - Tekstslide

Twee werelden
Drie sociale groepen: gegoede burgerij/ rijke burgers/ bourgeoisie, middenklasse en fabrieksarbeiders.
Leefomstandigheden rijke burgers (fabrikanten, bankiers and advocaten):
  • Leefden in buitenwijken, in ruime huizen met een tuin
  • Schonere straten en betere hygiëne (wc).
  • Goede scholen en mooie parken
  • Vrouwen werkten niet (opvoeding en zetten personeel aan het werk) 
 

Slide 7 - Tekstslide

Wat hoort niet bij de werkomstandigheden van arbeiders?
A
Lage lonen
B
Lange werkdagen
C
Smerige straten, geen riolering, en geen schoon drinkwater
D
Protesteren of demonstreren had weinig zin. Je werd ontslagen.

Slide 8 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de leefstandigheden van arbeiders?
A
Arbeiders werden niet oud.
B
Besmettelijke ziekten door slechte hygiëne.
C
Luchtvervuiling doordat de huizen bij de fabrieken stonden.
D
Werk in de fabriek was gevaarlijk en ongezond.

Slide 9 - Quizvraag

Uit welke groepen bestond de industriële samenleving?
A
Gegoede burgerij, boeren, arbeiders
B
Gegoede burgerij, middenklasse, arbeiders
C
Gegoede burgerij, middenklasse, slaven
D
Middenklasse, boeren, slaven

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Liberalisme
Liberalisme =  een politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers.

Ideeën op het gebied van economie:
  • Voorstanders van het kapitalisme
  • De regering moest zich zo min mogelijk met de economie moest bemoeien.
  • Fabriekseigenaren mochten bijvoorbeeld zelf lonen en prijzen bepalen 
en moesten geen last hebben van allerlei regels. 
  • Slechte bedrijven zouden vanzelf failliet gaan en sluiten. Bedrijven die 
goedkope en goede producten verkochten, zouden veel verkopen en winst maken


Slide 12 - Tekstslide

Liberalisme
Ideeën op het gebied van politiek en bestuur:
  • De belangrijkste taak van de regering was zorgen voor orde en veiligheid in het land. 
  • De liberalen wilden ook dat alle burgers dezelfde grondrechten zouden krijgen, zoals vrijheid van meningsuiting of vrijheid van godsdienst. 
  • Alleen rijke mensen kiesrecht. Volgens veel liberalen konden alleen rijke mensen verstandige besluiten nemen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat hoort bij liberalisme?
1) Zoveel mogelijk vrijheid
2) Zoveel mogelijk gelijkheid
3) De regering moet zorgen voor orde en veiligheid
4) De regering moet zorgen voor veilige fabrieken en minimumlonen.
A
1 en 3
B
1 en 4
C
2en 3
D
2 en 4

Slide 14 - Quizvraag

Wat past niet bij de liberale ideeën over de economie?
A
fabriekseigenaren bepalen zelf de hoogte van lonen en prijzen
B
kapitalisme
C
overheid bemoeit zich weinig met economie
D
overheid redt bedrijven die failliet dreigen te gaan

Slide 15 - Quizvraag

Wat past niet bij de liberale ideeën over het bestuur?
A
alleen rijke burgers kiesrecht
B
grondrechten voor alle burgers
C
overheid zorgt voor orde en veiligheid
D
overheid zorgt voor medische zorg en leerplicht

Slide 16 - Quizvraag

Leerdoelen
Leerdoelen 1.2.1
1) Ik kan de werk- en leefomstandigheden van arbeiders beschrijven.
2) Ik kan de leefomstandigheden van de gegoede burgerij beschrijven.
3) Ik kan twee belangrijke ideeën noemen die liberalen in de 19e eeuw hadden op het gebied van bestuur en economie, en wat liberalisme is.
Ik ken de begrippen en jaartallen uit deze (deel)paragraaf.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag
Wat? Zie whiteboard.
Hoe? Alleen 
Hulp? Bij je buurman/buurvrouw. Kom je er samen niet uit? Dan bij je docent. 
Tijd? Tot het einde van de les. 
Klaar? Leer begrippen en jaartallen. Vraag docent. 

Slide 18 - Tekstslide