In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
Voortplanting
Slide 1 - Tekstslide
In de afbeelding hiernaast staan de organen van het mannelijk voortplantingsstelsel. Er staan vijf organen aangegeven met een cijfer.
Sleep de onderstaande namen achter het juiste cijfer
teelbal
zwellichaam
prostaat
zaadblaasje
bijbal
Slide 2 - Sleepvraag
aanmaken van zaadcellen
gevoelig voor prikkels
kunnen zich vullen met bloed
tijdelijk opslaan van zaadcellen
vervoeren zaadcellen
voegen vocht toe aan de zaadcellen (twee organen)
Elk orgaan van het mannelijk voortplantingsstelsel heeft zijn eigen taak.
Kies bij elke taak het juiste orgaan.
prostaat
bijbal
eikel
zaadblaasje
teelbal
zwellichaam
zaadleider
Slide 3 - Sleepvraag
In de afbeelding hiernaast staan de organen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel. Er staan vijf organen aangegeven met een cijfer. Sleep de groene namen achter het juiste cijfer.
vagina
eileider
baarmoeder
urineblaas
eierstok
Slide 4 - Sleepvraag
Gevoelig voor prikkels.
Hier vindt de ontwikkeling van eicellen plaats.
Hier vindt de ontwikkeling van het ongeboren kind plaats.
Hier komt het sperma bij de geslachtsgemeenschap.
Vervoeren van eicellen.
Vormen slijm waardoor de toegang tot de vagina gladder wordt.
Elk orgaan van het vrouwelijke voortplantingsstelsel heeft zijn eigen taak.
Kies bij elke taak het juiste orgaan.
eierstokken
binnenste schaamlippen
baarmoeder
clitoris
eileiders
vagina
Slide 5 - Sleepvraag
Hoe weten jongetjes en meisjes dat zij vruchtbaar zijn?
Slide 6 - Open vraag
Menstruatie in 4 stappen
Stap 1: er rijpt een eicel in de follikel (Oestrogeen)
Stap 2: het baarmoederslijmvlies wordt dikker
Stap 3: ovulatie/eiersprong
Stap 4: baarmoederslijmvlies breekt af (menstruatie)
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Wat is bevruchting ?
A
als de kern van de zaadcel samensmelt met de kern van de eicel
B
als de eicel gaat vastzitten in het baarmoederslijmvlies
C
Als de eicel uit de follikel vrijkomt
D
als de eicel in de eileiders komt
Slide 10 - Quizvraag
voorbehoedsmiddelen
Slide 11 - Tekstslide
Welk voorbehoedsmiddel beschermt tegen soa's
A
Pil
B
Spiraal
C
Coitus interuptus
D
Condoom
Slide 12 - Quizvraag
Welke voorbehoedsmiddel/anticonceptie is onomkeerbaar?
A
Coitus interuptus
B
Sterilisatie
C
Prikpil
D
Implanon / hormoonstaafje
Slide 13 - Quizvraag
Sterilisatie man
Sterilisatie vrouw
Slide 14 - Tekstslide
Noodgeval
- Morning- after pil
- Binnen 72 uur
- Abortus
- Binnen 24 weken
Slide 15 - Tekstslide
Hoe ontwikkelt de baby zich?
Embryonale fase: In de eerste twaalf weken ontwikkelen alle organen
Foetus: na 12 weken heet de het embryo een foetus
Foetus groeit alleen in grootte
Slide 16 - Tekstslide
Placenta en navelstreng
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.
In de placenta:
Zuurstof en voedingsstofen van moeder naar het embryo
Afvalstoffen van het embryo naar de moeder
Slide 17 - Tekstslide
Tot hoeveel weken is een ''baby'' een embryo?
A
10 weken
B
12 weken
C
14 weken
D
16 weken
Slide 18 - Quizvraag
Geboorte
Sommige kindjes liggen anders in de buik
(links) stuitligging
(rechts) dwarsligging
Slide 19 - Tekstslide
Wat komt normaal eerst naar buiten bij de bevalling?
A
Voeten
B
Kont
C
Hoofd
D
Armen
Slide 20 - Quizvraag
Tweelingen
Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling
Wat is het verschil?
Slide 21 - Tekstslide
Wie lijken meer op elkaar eeneiig of twee-eiig tweelingen
A
eeneiig
B
twee-eiig
Slide 22 - Quizvraag
chromosomen
Lichaamscel: 23 paar chromosomen (46 totaal)
22 paar 'gewone' chromosomen
1 paar geslachtschromosomen
Geslachtscel: 23 chromosomen
22 'gewone' chromosomen
1 geslachtschromosoom
Slide 23 - Tekstslide
Genotype & fenotype
Slide 24 - Tekstslide
Wat is het genotype?
A
Alle eigenschappen van een organisme
B
Alle informatie over erfelijke eigenschappen
Slide 25 - Quizvraag
Je wordt bruin van de zon na een zonvakantie. Is dit je genotype of fenotype?