Taalverzorging

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3A

Vandaag...
- Herhaling theorie Lezen h2
- Taalverzorging H2




 Huiswerk Taalverzorging: formuleren en spelling









Leerdoelen:
- Ik kan voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3A

Vandaag...
- Herhaling theorie Lezen h2
- Taalverzorging H2




 Huiswerk Taalverzorging: formuleren en spelling









Leerdoelen:
- Ik kan voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
Tekstdoel en publiek

Slide 2 - Tekstslide

DOEL van een tekst


- De schrijver wil bij de lezer iets bereiken, daarom heeft een tekst een DOEL

Slide 3 - Tekstslide

DOEL:



De schrijver wil dat je iets te weten komt

Antwoord
Informeren

Slide 4 - Tekstslide

DOEL:



De schrijver wil zijn mening geven

Antwoord
Overtuigen

Slide 5 - Tekstslide

DOEL:



De schrijver wil dat je iets NIET doet

Antwoord
Waarschuwen

Slide 6 - Tekstslide

DOEL:



De schrijver wil dat je iets WEL gaat doen

Antwoord
Activeren

Slide 7 - Tekstslide

DOEL:



De schrijver wil uitleggen hoe je iets moet doen

Antwoord
Instrueren

Slide 8 - Tekstslide

DOEL:



De schrijver wil je raad geven

Antwoord
Adviseren

Slide 9 - Tekstslide

DOEL:



De schrijver wil je vermaken

Antwoord
Amuseren

Slide 10 - Tekstslide

Lees de tekst (tekst vergroten) 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is de bron van de tekst?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het onderwerp van de tekst?

Slide 13 - Open vraag


Voor welk publiek is deze tekst geschikt?
A
Voor jongeren van 10-12 jaar
B
Voor jongeren van 14-16 jaar
C
Voor volwassen
D
Voor mensen die van surfen houden

Slide 14 - Quizvraag

Noteer een eigentijds woord uit de tekst

Slide 15 - Open vraag


Hoe wordt de lezer aangesproken?
A
Met 'je'
B
Met 'u'

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen
- Lezen hoofdstuk 1
Goedemorgen klas 3A

Vandaag...
- Herhaling theorie Lezen h2
- Taalverzorging H2




 Huiswerk Taalverzorging: formuleren en spelling









Leerdoelen:
- Ik kan voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken

Slide 18 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen


Zinnen met één persoonsvorm noem je enkelvoudige zinnen.

Zinnen met meerdere persoonsvormen heten samengestelde zinnen.

Slide 19 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

De poes miauwt. 
+
Ze heeft honger.

De poes miauwt, want ze heeft honger

Slide 20 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Ik ga naar school
+
Ik heb geen zin in school

Ik ga naar school, maar ik heb geen zin in school.

Slide 21 - Tekstslide

Voorbeeld
De kater miauwt
Hij heeft honger.
De brokjes zijn op.

De kater miauwt, want hij heeft honger en de brokjes zijn op.

Persoonsvorm: tijdsproef 
De kater | miauwt,|| want hij | heeft | honger|| en |de brokjes |zijn| op.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdzin vs. bijzin

Het belangrijkste deel van een samengestelde zin heet de hoofdzin. Dit deel kun je niet zomaar weglaten.
Het andere deel heet de bijzin. Als je de bijzin weglaat, houd je een complete zin over.

Slide 25 - Tekstslide


HOOFDZIN
onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar.


Bo zoekt haar paraplu,
              

BIJZIN
onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar.


omdat het hard regent.
                 

*je kunt het woordje 'niet' tussen de pv en het ow plaatsen

Slide 26 - Tekstslide

Mijn buurman gaat altijd om 8:00u weg van huis, omdat hij anders te laat komt op zijn werk.


Ik lees het liefst een boek en mijn man kijkt het liefst een film.

Slide 27 - Tekstslide

Hij zei dat hij meer
dan drie uur getennist had.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 28 - Quizvraag

Het verstand komt met de jaren.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 29 - Quizvraag

Heb jij weleens een pepermunt in een fles cola gedaan?

Dit is een ...
A
samengestelde zin.
B
enkelvoudige zin.

Slide 30 - Quizvraag

Als je dat liever niet doet, hoor ik het wel.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 31 - Quizvraag

HOOFDZIN

- Belangrijkste zin

- Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar

- Je kunt er niks tussen zetten

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik aan het Netflixen was. 
pv = heb, ond = ik

Ik niet heb mijn huiswerk niet gemaakt --> KAN NIET
Dus -> Hoofdzin 

Slide 32 - Tekstslide

BIJZIN

- Kun je vervangen door één woord of helemaal weglaten.

- Persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar óf je kunt er iets tussen zetten. 
Omdat ik aan het Netflixen was, heb ik mijn huiswerk niet gemaakt.
pv = was, ond = ik

Persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar, dus bijzin.

Slide 33 - Tekstslide

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 34 - Quizvraag

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 35 - Quizvraag

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

In welke tijd staat de samengestelde zin?

1) Gisteren (zijn) het belachelijk koud, dus (blijven) ik lekker thuis.
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt

Slide 39 - Quizvraag

Hoe schrijf je de persoonsvormen?
1) Gisteren (zijn) het belachelijk koud, dus (blijven) ik lekker thuis.

Slide 40 - Open vraag

In welke tijd staat de samengestelde zin?

2) De meisjes (rennen) vorige week naar school en afgelopen weekend (fietsen) ze naar hun werk.
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt

Slide 41 - Quizvraag

Hoe schrijf je de persoonsvormen?
2) De meisjes (rennen) vorige week naar school en afgelopen weekend (fietsen) ze naar hun werk.

Slide 42 - Open vraag

In welke tijd staat de samengestelde zin?

3) Het (worden) nu echt prachtig in het nieuwe huis, want gisteren (zetten) de keukenmonteur het keukenblok erin.
A
tt + tt
B
tt + vt
C
vt + tt
D
vt + vt

Slide 43 - Quizvraag

Hoe schrijf je de persoonsvormen?
3) Het (worden) nu echt prachtig in het nieuwe huis, want gisteren (zetten) de keukenmonteur het keukenblok erin.

Slide 44 - Open vraag

En nu...
Deze week maak je:

Hoofdstuk 2 Taalverzorging:
- Formuleren: samengestelde zinnen
- Spelling: persoonsvorm in een samengestelde zin

Slide 45 - Tekstslide