Grammatica 1.7 (samengestelde zinnen hoofd+ bijzinnen)

1.7 Grammatica blz 70
Je weet wat samengestelde zinnen (enkelvoudig & samengestelde zinnen) zijn. Je herkent uit de samengesteld zin de hoofdzin en de bijzin.

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.7 Grammatica blz 70
Je weet wat samengestelde zinnen (enkelvoudig & samengestelde zinnen) zijn. Je herkent uit de samengesteld zin de hoofdzin en de bijzin.

Slide 1 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen


Zinnen met één persoonsvorm noem je enkelvoudige zinnen.

Zinnen met meerdere persoonsvormen heten samengestelde zinnen.

Slide 2 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

De poes miauwt. 
+
Ze heeft honger.

De poes miauwt, want ze heeft honger

Slide 3 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Ik ga naar school
+
Ik heb geen zin in school

Ik ga naar school, maar ik heb geen zin in school.

Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld
De kater miauwt
Hij heeft honger.
De brokjes zijn op.

De kater miauwt, want hij heeft honger en de brokjes zijn op.

Persoonsvorm: tijdsproef 
De kater | miauwt,|| want hij | heeft | honger|| en |de brokjes |zijn| op.

Slide 5 - Tekstslide

Opdrachten 1.7 grammatica
Opdracht 1: persoonsvormen (tijdsproef)
Opdracht 4: start met twee enkelvoudige zinnen bedenken, daarna samenvoegen tot één samengestelde zin.
Vervolgens een derde en vierde zin bedenken die je toevoegt aan de samengestelde zin -- voorbeeld zinnen kater & school--
Opdracht 5: Persoonsvormen + zinsdeelstrepen

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdzin vs. bijzin

Het belangrijkste deel van een samengestelde zin heet de hoofdzin. Dit deel kun je niet zomaar weglaten.
Het andere deel heet de bijzin. Als je de bijzin weglaat, houd je een complete zin over.

Slide 7 - Tekstslide


HOOFDZIN
de pv is het eerste of tweede zinsdeel


Bo zoekt haar paraplu,
pv                       

BIJZIN
de pv staat meestal wat verder naar achteren


omdat het hard regent.
                                 pv

Slide 8 - Tekstslide

Hij zei dat hij meer
dan drie uur getennist had.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 9 - Quizvraag

Het verstand komt met de jaren.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 10 - Quizvraag

Heb jij weleens een pepermunt in een fles cola gedaan?

Dit is een ...
A
samengestelde zin.
B
enkelvoudige zin.

Slide 11 - Quizvraag

Als je dat liever niet doet, hoor ik het wel.

Dit is een ...
A
enkelvoudige zin.
B
samengestelde zin.

Slide 12 - Quizvraag

HOOFDZIN

- Belangrijkste zin

- Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar

- Je kunt er niks tussen zetten

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt, omdat ik aan het Netflixen was. 
pv = heb, ond = ik

Ik niet heb mijn huiswerk niet gemaakt --> KAN NIET
Dus -> Hoofdzin 

Slide 13 - Tekstslide

BIJZIN

- Kun je vervangen door één woord of helemaal weglaten.

- Persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar óf je kunt er iets tussen zetten. 
Omdat ik aan het Netflixen was, heb ik mijn huiswerk niet gemaakt.
pv = was, ond = ik

Persoonsvorm en onderwerp staan niet naast elkaar, dus bijzin.

Slide 14 - Tekstslide

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 15 - Quizvraag

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 16 - Quizvraag

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 17 - Quizvraag

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 18 - Quizvraag

Stijn draagt de tas en James loopt met de hond.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 19 - Quizvraag

Omdat mijn vader chagrijnig is, mogen wij niet uit vanavond.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + hoofdzin
C
hoofdzin + bijzin
D
enkelvoudige zin

Slide 20 - Quizvraag


Doel:
*Je kunt een hoofd- en bijzin onderscheiden.

Slide 21 - Tekstslide

Wat ga je nu doen?
Opdracht 6 t/m 9

Slide 22 - Tekstslide