Fictie - manipulatie

Fictie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Fictie

Slide 1 - Tekstslide

fictie
non-fictie

Slide 2 - Sleepvraag

Wat is een hoofdpersoon?
A
De minst belangrijke persoon.
B
De persoon die het meest aan het woord is.
C
Het belangrijkste personage.

Slide 3 - Quizvraag

Welke uitspraak over hoofdpersonen klopt? Je weet over de hoofdpersoon...
A
Alles, behalve de gedachten
B
Niets
C
Veel, informatie maar ook gevoelens en gedachten

Slide 4 - Quizvraag

Hoofdpersonen en bijfiguren

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdpersoon
bijfiguren
uitgebreid beschreven
eenvoudig beschreven
meeleven
1 eigenschap

Slide 6 - Sleepvraag

Manipulatie

Behalve het beschrijven van spannende momenten, heeft een schrijver ook andere manieren om te zorgen dat de lezer het boek niet weglegt. Deze manieren heten manipulatie.

Slide 7 - Tekstslide

Manipulatie
  • Cliffhanger: wanneer een auteur het verhaal afbreekt op het moment dat de spanning het grootst is.

  •  Verhaal vertragen: een gebeurtenis heel uitgebreid te beschrijven. Hierdoor moet je nog langer op een antwoord wachten.

  • Dwaalspoor: op het verkeerde been zetten door verschillende aanwijzingen te geven. Je denkt dan bijvoorbeeld te weten wat er in het verleden is gebeurd. Maar later blijkt dan dat alles heel anders in elkaar zit.

Voorbeeld
Mohammed vond het wel heel toevallig dat Johan die dag zo’n belangrijke wedstrijd had afgezegd. Het betekende dat Johan die middag dus alle tijd had om bij Annelies langs te gaan. En was hij wel zo geschrokken toen hij hoorde van de moord op Annelies?

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ontstaat spanning?
A
Door vragen van de lezer te beantwoorden.
B
Door vragen bij de lezer op te roepen.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is GEEN middel voor spanning?
A
Een gevaarlijke of enge omgeving
B
De hoofdpersoon is in een gevaarlijke situatie
C
Een gesprek tussen twee personen
D
Een raadsel of een probleem dat opgelost moet worden

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Waar was er meer spanning?
A
Trailer 1 (Undercover)
B
Trailer 2 (Kees & Co)

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een cliffhanger?
A
Wanneer een verhaal op een spannend moment plotseling stopt.
B
De belangrijkste gebeurtenis in een verhaal.
C
Een grote ruzie tussen twee belangrijke personages.
D
Een verhaal dat continu heel veel spanning heeft.

Slide 14 - Quizvraag

Personages beschrijven
Als je een personage uit een verhaal beschrijft, kijk je naam verschillende elementen:

  • het uiterlijk van het personage
  • belangrijke kenmerken zoals geslacht, leeftijd, gezondheid
  • karaktereigenschappen die je opmaakt uit wat het personage doet, zegt en denkt.
  • de relaties die het personage heeft met anderen in het verhaal.

Slide 15 - Tekstslide

Naar welke elementen kijk je als je een personage beschrijft?
A
Uiterlijk, kenmerken, karaktereigenschappen en relaties
B
Uiterlijk, kenmerken, hoofdpersoon en helper
C
Uiterlijk, kenmerken, bijfiguur en tegenstander
D
Uiterlijk, kenmerken, karaktereigenschappen en sportiviteit.

Slide 16 - Quizvraag

Wie zijn de hoofdpersonen?
A
Lambik
B
Jerom
C
Suske & Wiske
D
tante Sidonia

Slide 17 - Quizvraag



Wat is geen voorbeeld van een uiterlijk kenmerk?
A
groene ogen
B
blauwe plekken
C
blonde haren
D
gebroken hart

Slide 18 - Quizvraag

Waar het verhaal zich afspeelt. Land / plaats / gebouw.
Als de schrijver stopt met zijn verhaal op een spannend moment.
Opeens gebeurt er iets dat je niet had verwacht.
Een bijfiguur die aan de kant van de hoofdpersoon staat.
Een bijfiguur die de hoofdpersoon tegenwerkt.
Ruimte
Cliffhanger
Onverwachte wending
Helper
Tegenstander

Slide 19 - Sleepvraag

Hoofdpersonen
Bijfiguren

Slide 20 - Sleepvraag