Spieren 4 M3T4 T&E

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 2

Wat gaan we doen?

Les 1.       Onderdelen van het skelet

Les 2.      Muriël

Les 3.      Been en kraakbeen

Les 4.      Gewrichten en beenverbindingen

Les 5.      Spieren

Spieren

600

Zitten overal 

Alle spieren samen zijn een orgaanstelsel: Spierstelsel

Zorgen voor beweging, ademhaling, hartslag, spijsvertering

Spiercellen

Reageren op prikkels

Als prikkels kunnen dienen warmte, koude, kloppen of stoten, contact met chemische stoffen, elektriciteit. 

Trekken onder impulsen van motorische zenuwen samen

30-40% van lichaamsgewicht

Soorten spieren

3 soorten:

Hartspierweefsel

Glad spierweefsel

Dwarsgestreept spierweefsel

Verschillen:

- Plek in lichaam

- Aan- afwezigheid dwarse strepen

- Hoeveelheid celkernen

- Mogelijkheid om spieren te besturen

- Belastbaarheid & kracht

- Mitose 

Hartspierweefsel

Dwarsgestreept spierweefsel

Kern centraal in de cel

Veel mitochondriën 

Niet snel vermoeid

Glad spierweefsel

Kun je niet zelfstandig aansturen

Bevindt zich rond de bloedvaten en organen

Werkt dag en nacht door

Dwarsgestreepte spieren

Spieren met dwarse strepen

Somatisch zenuwstelsel (vrijwillig)

Neuronen in hersenen waarmee we spieren bewegen

Bewust!

Work-out

Rode & witte spiervezels

Wat is het verschil?

Spieren: Pees

Armspieren

Spier trekt zich samen = wordt korter

Botten waar pees vast zit  worden naar elkaar toegetrokken

Biceps =  buigt arm

Triceps = strekt arm

Antagonisten = spieren waarvan het samentrekken een tegengestelde werking heeft

Beenspieren

Kuitspier

Bi-articulaire spier

Ontspringt boven knie

Loopt tot hielbeen

Functie: buigen onderbeen / strekken enkelgewricht

Goed buiten lijf waarneembaar

Antagonist = lange kuitbeenspier