Paragraaf 5.1 Wat heb je nodig?

Week 21 (vanaf 22 mei) 
Pincode Hoofdstuk 5 Investeren moet!
  1. Wat heb je nodig?                                 de balans
  2. Waar haal je het geld vandaan?     het vermogen
  3. Wat kost dat?                                          de kosten
  4. Ga je winst maken?                              de winst & verlies rekening
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 21 (vanaf 22 mei) 
Pincode Hoofdstuk 5 Investeren moet!
  1. Wat heb je nodig?                                 de balans
  2. Waar haal je het geld vandaan?     het vermogen
  3. Wat kost dat?                                          de kosten
  4. Ga je winst maken?                              de winst & verlies rekening

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen H5. Investeren moet!
Kleuren:                                                                               code: V3a mg0na / V3b 4em5b
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 2 - Tekstslide

Wat heb je nodig
als je een bedrijf begint?

Slide 3 - Woordweb

Balans
Balans:
  • Bezittingen
        links van de balans
        debet (activa)
  • Schulden
        rechts van de balans
        credit (passiva)

De balans is altijd in balans en is een momentopname!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Bezittingen
Vaste activa                            gaan langer dan 1 jaar mee
  • bedrijfspand                   als je deze niet huurt, maar koopt!
  • bedrijfswagen               als je deze niet least, maar koopt!
  • inventaris
Vlottende activa                  gaan korter dan 1 jaar mee
  • voorraad goederen
  • debiteuren                      klanten die producten hebben gekocht maar nog niet hebben betaald
Liquide activa                       betaalmiddelen
  • bank
  • kas

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Waaruit bestaat een balans?
A
eigen en vreemd vermogen
B
kosten en opbrengsten
C
bezittingen en schulden
D
debiteuren en crediteuren

Slide 8 - Quizvraag

Welk onderdeel valt onder de activa van een balans?
A
eigen vermogen
B
voorraad goederen
C
banklening
D
crediteuren

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld liquide activa?
A
bedrijfsauto
B
debiteuren
C
bank
D
banklening

Slide 10 - Quizvraag

Een klant betaalt een rekening per bank voor de geleverde goederen.

Welke gevolg heeft dit voor de balans?
A
de debiteuren worden hoger
B
de debiteuren worden lager
C
de bank wordt lager
D
het eigen vermogen wordt groter

Slide 11 - Quizvraag

Leerdoelen H5. Investeren moet!
Kleuren:                                                                               code: V3a mg0na / V3b 4em5b
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 12 - Tekstslide

Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 5.1 Wat heb je nodig?
Opgaven 1 t/m 10 online (onder planning)

Slide 13 - Tekstslide

Bedrijf starten
De kijkvraag is: wat moet je allemaal regelen voor het starten van een bedrijf?
  • product
  • doelgroep (klant)
  • promotie (hoe bereik je ze?)
  • prijs (kosten)
  • regels
  • administratie (factuur)
  • ondernemingsplan
  • belastingdienst
  • kamer van koophandel

Slide 14 - Tekstslide

Motieven
Wat kunnen de Motieven zijn om te ondernemen:
  1. goed idee hebben
  2. eigen keuzes willen maken
  3. streven naar winst


Slide 15 - Tekstslide

Een bedrijf starten
Een bedrijf starten:

  1. goed idee hebben
  2. houden aan regels en wetten
  3. ondernemersvorm kiezen
  4. inschrijven bij de Kamer van Koophandel (KvK)
  5. melden bij de belastingdienst

Slide 16 - Tekstslide

Ondernemingsvorm
Een ondernemingsvorm (of rechtsvorm):
  • wie is de eigenaar
  • wie is verantwoordelijk
  • welke belastingen worden betaald

1. Natuurlijke personen (je bent als ondernemer persoonlijk aansprakelijk voor de schulden)
  • Eenmanszaak
  • Vennootschap onder Firma (VoF)
2. Rechtspersonen (het bedrijf is aansprakelijk voor de schulden)
  • Besloten Vennootschap (BV)
  • Naamloze Vennootschap (NV)







Slide 17 - Tekstslide

Ondernemingsvormen

Slide 18 - Tekstslide

Ondernemingsvormen
Eenmanszaak
VoF
BV
NV
Rechtsvorm

natuurlijk persoon
natuurlijk persoon
rechtspersoon
rechtspersoon
Eigenaar

directeur (1 persoon)
vennoten (meerdere personen)
aandeelhouders
aandeelhouders
Aansprakelijk
persoonlijk (hoofdelijk) met privé vermogen
persoonlijk (hoofdelijk) met privé vermogen
bedrijf, alleen inleg aandeel (verkopen / kopen alleen met toestemming)
bedrijf, alleen inleg aandeel (iedereen mag verkopen / kopen op de beurs)
Voordeel
- zelf baas
- alle winst voor jezelf
- taken verdelen
- vervanger bij ziekte
- meer geld
- niet privé aansprakelijk
- meer geld
- niet privé aansprakelijk
- meer geld
Nadeel
- privé aansprakelijk
- geen vervanger bij ziekte
- privé aansprakelijk
- winst moet je delen
- winst moet je delen
- winst moet je delen
Belasting
inkomsten belasting (IB)
inkomsten belasting (IB)
vennootschaps belasting (VpB)
vennootschaps belasting (VpB)

Slide 19 - Tekstslide

Onderneming
Een ondernemer wordt een werkgever als hij mensen in loondienst heeft, de werknemers.

Een organisatie is een commerciële organisatie  als zij naar winst streeft.

Een organisatie is een niet commerciële
organisatie  als zij niet naar winst streeft,
maar een maatschappelijk doel (zoals
mensenrechten, milieu, natuur, kinderen)
heeft.

Slide 20 - Tekstslide

Wat ben je niet verplicht als je een bedrijf start?
A
ondernemingsplan maken
B
ondernemingsvorm kiezen
C
inschrijven kamer van koophandel (KvK)
D
melden bij de belastingdienst

Slide 21 - Quizvraag

Bij welke rechtsvorm zijn de eigenaren persoonlijk aansprakelijk?
A
eenmanszaak
B
Vennootschap onder Firma (VoF)
C
Besloten Vennootschap (BV)
D
Naamloze Vennootschap (NV)

Slide 22 - Quizvraag

Wie is de eigenaar van een rechtspersoon (BV of NV)?
A
directeur
B
klanten
C
aandeelhouders
D
geldverstrekkers

Slide 23 - Quizvraag

Welke belasting moet een natuurlijk persoon (eenmanszaak of VoF) over de winst betalen?
A
Inkomsten Belasting (IB)
B
Vennootschap Belasting (VpB)
C
Dividend Belasting
D
Vermogens Belasting

Slide 24 - Quizvraag