Werkwoordspelling 9B

Schrijven
werkwoordspelling
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schrijven
werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Opening
  • Lesdoelen
  • Het nut van werkwoordspelling
  • Hoe zat het ook alweer?
  • Begrippen
  • Oefenen
  • Evaluatie

Slide 2 - Tekstslide


Waar zit hier de fout?

Slide 3 - Tekstslide

Zoek de fout

Slide 4 - Tekstslide

Waar zit de fout?

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen

  • Je kent de verschillende soorten werkwoorden
  • Je hebt geoefend met alle soorten werkwoorden
  • Je weet wat je nog lastig vindt en moet oefenen

Slide 6 - Tekstslide

In de
  • De foto in de tweede dia laat zien wat er kan gebeuren als een woord verkeerd wordt gespeld, er ontstaat verwarring.

  • Taal is niet door mensen bedacht. Je zou kunnen zeggen dat taal is ontstaan, en dat het, net als de mens, is geëvolueerd. 

  • De basis van iedere taal is de gesproken taal. Pas toen mensen begonnen te schrijven ontstonden de eerste regels. Om verwarring te voorkomen.

Slide 7 - Tekstslide

instructiefilmpje
Hierna volgt een instructiefilmpje met een samenvatting van de werkwoordspelling+ voorbeelden. Helemaal uitkijken graag.

Daarna ga je meteen oefenen en kan ik zien welke werkwoorden jij nog lastig vindt!

Slide 8 - Tekstslide

0

Slide 9 - Video

Wat is de persoonsvorm?
Die politicus heeft dat vaker beweerd.
A
heeft
B
beweerd

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Gelukkig hebben de kinderen lekker kunnen spelen.
A
hebben
B
kunnen
C
spelen

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Tom gaat drie keer in de week sporten in de brandende zon.
A
gaat
B
sporten
C
brandende

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?

Slide 13 - Tekstslide

1. Het coronavirus ... sommige mensen de stuipen op het lijf (jagen (tt.)

Slide 14 - Open vraag

2. Harrie Mens ... toen een spraakmakend programma (presenteren (vt.)

Slide 15 - Open vraag

3. De blokhut in de bergen is voor ... wandelaars (verdwalen)

Slide 16 - Open vraag

4. De wolken ... vreemde figuren in de lucht (vormen (vt.)

Slide 17 - Open vraag

5. Hij heeft wel negentien overwinningen ... (behalen)

Slide 18 - Open vraag

6. Richard was een enthousiaste en ... makelaar (verstandig)

Slide 19 - Open vraag

7. Het glas ... aan diggelen (vallen (vt.)

Slide 20 - Open vraag

8. Ze ... niet dat hij zo'n geniaal plan had gemaakt (weten (vt.)

Slide 21 - Open vraag

Waar heeft hij die kapotte auto gehuurd?

Tot welke werkwoordsoort behoort het woord 'kapotte'?


A
infinitief (hele werkwoord)
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 22 - Quizvraag

Wat is er gebeurd daar?

Tot welke werkwoordsoort behoort het woord 'gebeurd'?
A
infinitief
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 23 - Quizvraag

Heb jij al gehoord wie hij tot zijn assistent heeft benoemd?

Tot welke werkwoordsoort behoort het woord 'benoemd'?
A
infinitief
B
persoonsvorm
C
voltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Quizvraag

...... jij ook wel eens moe van het eeuwige gezeur van die docenten?
A
Word
B
Wordt
C
Worden
D
Werd

Slide 25 - Quizvraag

Welke soorten werkwoorden vind jij lastig te vervoegen?
-persoonsvorm tt
- persoonsvorm vt
-voltooid/ onvoltooid deelwoord
- bijvoeglijk gebruikt deelwoord

Slide 26 - Open vraag

Lesdoelen bereikt?

  1. Je kent de verschillende soorten werkwoorden
  2. Je hebt geoefend met alle soorten werkwoorden
  3. Je weet wat je nog lastig vindt en moet oefenen

Welke lesdoelen heb jij bereikt?

Slide 27 - Tekstslide