Zelfstandigheid - Zelf kunnen beslissen hoe je werkt.
Uitdaging - Dingen doen die je laten groeien en leren.
Zekerheid - Een vaste baan en inkomen hebben.
Creativiteit - Nieuwe ideeën kunnen bedenken en gebruiken.
Afwisseling - Verschillende taken doen, geen saaie routine.
Hulp aan anderen - Iets doen wat anderen helpt of ondersteunt.
Erkenning - Waardering krijgen voor wat je doet.
Samenwerken - In een team werken met anderen.
Status - Een baan met aanzien hebben.
Balans werk/privé - Genoeg tijd hebben voor familie en vrije tijd.
Invloed - Beslissingen kunnen maken die impact hebben.
Ontwikkeling - Mogelijkheden om te leren en door te groeien.
Rust - Een baan zonder te veel stress.
Salaris - Goed betaald krijgen voor je werk.