werkwoorden uitleg

Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Werkwoorden
Hoe zit dat in het Duits?

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zit dat nou precies?

Slide 2 - Tekstslide

We weten dat er vaste uitgangen zijn voor iedere persoon:
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en

Slide 3 - Tekstslide

Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en
Wanneer je de uitgangen allemaal achter elkaar plakt, krijg je een woord:

E-ST-T-EN-T-EN
FE-E-ST-T-EN-T-EN

Slide 4 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 5 - Sleepvraag

wonen = wohnen
ik woon = ich _________
A
wohne
B
wohnen
C
wohnt
D
wohnst

Slide 6 - Quizvraag

zwemmen = schwimmen
jij zwemt = du ______________
A
schwimme
B
schwimmst
C
schwimmt
D
schwimmen

Slide 7 - Quizvraag

schrijven = schreiben
hij schrijft = er ______________
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe

Slide 8 - Quizvraag

spelen = spielen
Er__________ gerne Fußball.

Slide 9 - Open vraag

houden van = lieben
Ich __________ dich!

Slide 10 - Open vraag

werkwoorden
met een stam op -d of -t

Slide 11 - Tekstslide

Maar hoe zit dat dan precies?

Slide 12 - Tekstslide

We weten dat er vaste uitgangen zijn voor iedere persoon:
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en

Slide 13 - Tekstslide

antworten

antwort
antwort
antwort

antwort
antwort
antwort
  e
est
et

  en
et
  en
reden

red
red
red

red
red
red
  e
est
et

  en
et
  en
ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
Eindigt de stam van een werkwoord op een -d of -t?

Slide 14 - Tekstslide

Vul in:
Er (antworten).... immer, wenn unser Lehrer etwas fragt.
A
antworte
B
antwortet
C
antwortest
D
antworten

Slide 15 - Quizvraag

Vul in:
Ich (arbeiten)….. in einem Supermarkt.
A
arbeiten
B
arbeitet
C
arbeite
D
arbeitst

Slide 16 - Quizvraag

Vul in:
Du (reden)….. mit deiner Mutter über die Schule.

Slide 17 - Open vraag

Vul in:
Wo (reiten)……. er eigentlich?

Slide 18 - Open vraag

Hoe ver ben je?
A
Ik snap het!
B
Ik begrijp het wel, maar vind het nog een beetje lastig.
C
Ik vind het nog heel erg moeilijk.
D
Ik snap hier helemaal niets van!

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide