Esttenten herhalen

Wat was ook alweer het ezelsbruggetje voor de 'gewone' regelmatige werkwoorden?
A
estenten
B
esttenten
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat was ook alweer het ezelsbruggetje voor de 'gewone' regelmatige werkwoorden?
A
estenten
B
esttenten

Slide 1 - Quizvraag

Voordat we verder gaan...
Voor degenen die net het verkeerde antwoord hadden gekozen: waarom is 'estenten' fout?

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
ich                     => stam + e
du                      => stam + st
er/sie (ev)/es => stam + t
wir                      => stam + en
ihr                       => stam + t
sie (mv)/Sie    => stam + en

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld
Stap 1: stam maken 
- Hele werkwoord is ‘wohnen’ (=wonen).  
- Hele werkwoord –en (‘wohnen’ – en) = ‘wohn’. 
 
Stap 2: om welke persoon gaat het in de zin 
Ik woon, dan gaat het om ‘ik’. 
 
Stap 3: Uitgang kiezen bij ‘est tenten’ 
Bij de ik-persoon hoort de uitgang ‘e’. Plak uitgang achter de stam: wohn + e = wohne 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de goede vervoeging van:
ik zeg (sagen)
A
ich sagst
B
ich sage

Slide 5 - Quizvraag

Nu gaan jullie oefenen
Hoe gaan jullie dat doen:
- je mag een kladpapiertje gebruiken 
- denk goed na en noteer voor jezelf (uit je hoofd) het ezelsbruggetje
- je beantwoord de vragen met je device

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de goede vervoeging van:
jullie wonen (wohnen)
A
ihr wohnt
B
wir wohnen

Slide 7 - Quizvraag

Ich ______ in Tilburg.
A
wohnen
B
wohnst
C
wohne
D
wohnt

Slide 8 - Quizvraag

Wo ________ du?
A
wohnen
B
wohnst
C
wohne
D
wohnt

Slide 9 - Quizvraag

Maar hoe zit dat dan precies?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Na het kijken van het filmpje weten we dat er vaste uitgangen zijn voor iedere persoon:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en

Slide 12 - Tekstslide

Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en

Slide 13 - Tekstslide

Een ezelsbruggetje om de uitgangen te onthouden:
ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
stam + e
stam + st
stam + t

stam + en
stam + t
stam + en
Wanneer je de uitgangen allemaal achter elkaar plakt, krijg je een woord:

E-ST-T-EN-T-EN
FE-E-ST-T-EN-T-EN

Slide 14 - Tekstslide

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 15 - Sleepvraag

wonen = wohnen
ik woon = ich _________
A
wohne
B
wohnen
C
wohnt
D
wohnst

Slide 16 - Quizvraag

zwemmen = schwimmen
jij zwemt = du ______________
A
schwimme
B
schwimmst
C
schwimmt
D
schwimmen

Slide 17 - Quizvraag

schrijven = schreiben
hij schrijft = er ______________
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe

Slide 18 - Quizvraag

spelen = spielen
Er__________ gerne Fußball.

Slide 19 - Open vraag

houden van = lieben
Ich __________ dich!

Slide 20 - Open vraag

maken = machen
Wir __________ gern Musik!

Slide 21 - Open vraag

ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
Sleep de werkwoorden naar de juiste plek
schrijven= schreiben
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben

Slide 22 - Sleepvraag

Welk woord kun je als ezelsbruggetje gebruiken?

Slide 23 - Open vraag

Ende

Slide 24 - Tekstslide