SMART doelen

SMART-doelstellingen
Hoe formuleer ik een goed SMART-doel?
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

SMART-doelstellingen
Hoe formuleer ik een goed SMART-doel?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • Kan je toelichten waar de afkorting SMART voor staat. 
  • Kun je benoemen waarom doelen SMART geformuleerd moeten worden. 
  • Kun je beoordelen of een doel SMART is geformuleerd.
  • Kun je een doel SMART formuleren.



Slide 2 - Tekstslide

Wat weten jullie al van SMART doelen?

Slide 3 - Woordweb

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?



  • Je weet wat je moet doen/ gericht te werk
  • Je vergroot daarmee de kans dat je het doel behaald 
  • Je kan controleren of je het doel hebt behaald 
  • Zelfvertrouwen op te bouwen (ik kan het!)

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Belangrijkste regel 
Zorg dat je specifiek bent!!!!

Waarom is meer sporten of gezonder willen eten geen specifiek doel?



Slide 6 - Tekstslide

Specifiek
  • Voorkomen dat het doel vaag is.
  • Wat moet ik doen om dit doen te behalen?
  • Wat wil je bereiken?
  • Wie zijn erbij betrokken?
  • Waar ga je het doel uitvoeren?
  • Is het een concreet doel?
  • Waarom wil je dit doel bereiken? 

Slide 7 - Tekstslide

Meetbaar 
Wanneer weet je of je je doel hebt bereikt?
Je doel moet meetbaar zijn.

Bij gezonder willen eten kun je elke dag twee stuks fruit eten. 
Bij sporten kun je kiezen voor het aantal sportsessies per week.

 

Slide 8 - Tekstslide

Acceptabel
  • Sluit het doel aan bij de opdracht?
  • Waarom wil je het doel wil bereiken?
  • Jij en/of anderen moeten achter het doel kunnen staan

Slide 9 - Tekstslide

Realistisch 
  • Is het doel haalbaar?
  • Niet te moeilijk en niet te makkelijk

Slide 10 - Tekstslide

Tijdgebonden
  • Wat is de periode dat het doel gerealiseerd moet zijn?
  • Wanneer ben je klaar?
  • Wanneer is het doel behaald? 


Slide 11 - Tekstslide

Ik wil dat kindje N. tijdens het ontbijt voldoende eet.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 12 - Quizvraag

Waarom moeten doelen SMART geformuleerd worden?
A
Dat is slimmer
B
Om te checken of ze behaald zijn
C
Het staat mooier
D
Om tussentijds te checken of je de goede dingen doet

Slide 13 - Quizvraag

Ik wil ervoor zorgen dat kindje N. pas van tafel gaat als hij zijn bord leeg heeft gegeten.
A
Wel SMART geformuleerd
B
Niet SMART geformuleerd

Slide 14 - Quizvraag

Begin situatie vaststellen
Zet de stappen van de methodische cyclus in de juiste volgorde.
SMART Doelen 
Evalueren
Plan maken & uitvoeren
hulpvraag
Stap 1
Stap 2
Stap 3
Stap 4
Stap 5

Slide 15 - Sleepvraag

Geef een voorbeeld van een SMART doel

Slide 16 - Open vraag

Waar staat de afkorting SMART voor?

Slide 17 - Open vraag

TIPS om doelen smart te formuleren 
Niet toepassen:
  • meer
  • beter
Wel toepassen:
  • Ik
  • kan/beheers 
  • Wat zie je of hoor je als je het doel hebt gehaald 

Slide 18 - Tekstslide

Voorbeelden SMART doel 

  • Ik kan over een maand d.m.v. een activiteitenplan zelfstandig een beweegmoment uitvoeren met een groepje cliënten.



  • Aan het einde van de activiteit kennen de cliënten minstens 2 nieuwe woorden.



Slide 19 - Tekstslide

voorbeeld SMART doel --> cliënt
Mevrouw Dijkers kan binnen 8 weken dmv van hulpmiddelen zoals (rollator) voortbewegen 

Slide 20 - Tekstslide

En dan de interventies/acties?


Wat heeft mevrouw Dijkers nodig om dit doel te bereiken?

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 
Verbeter de volgende doelen:
  1. Ik wil ouderen beter vermaken tijdens de lunch
  2. Aan het einde van deze periode kan ik een cliënt uit bed halen.

Slide 22 - Tekstslide

Deel 2 
Leerprincipes 

Slide 23 - Tekstslide

Wat zijn leerprincipes?

Slide 24 - Woordweb

 Leerprincipes 
  • Gaan over de manier waarop mensen leren en zich nieuwe vaardigheden eigen maken.

Slide 25 - Tekstslide

Leerprincipes
  1. Eigenaarschap
  2. SUBJECTIEF
  3. BEWUST WORDEN
  4. VAN GRIJPEN NAAR BEGRIJPEN
  5. DISCOMFORT
  6. SAMEN
  7. CONCENTRISCH (waarnemen/ begrijpen)

Slide 26 - Tekstslide

Eigenaarschap
Mensen leren op basis van intrinsieke motivatie. Dat betekent dat iemand pas iets gaat leren wanneer hij dat echt wil, daarvoor openstaat en de verantwoordelijkheid wil nemen.



Maak de zorgvrager bewust van wat hij allemaal kan leren. Probeer erachter te komen waar de motivatie van een zorgvrager zit: met welke doelen wil de zorgvrager aan de slag?

Slide 27 - Tekstslide

Subjectief
De manier waarop iemand leert en wat iemand van een bepaalde situatie leert, is individueel bepaald.

Leren vraagt bij iedere zorgvrager om een individuele aanpak. Breng vooraf in kaart wat een zorgvrager weer wil kunnen. En ga na wat de zorgvrager van de situatie weet en begrijpt.

Het is belangrijk om als verzorgende helder te krijgen wat een zorgvrager kan en wat hij van de situatie weet en begrijpt.
Waar is hij zich van bewust en waarvan nog niet?
Heeft hij begrepen dat hij de rest van zijn leven insuline moet spuiten?
Weet hij ook dat hij dat zelf kan leren?
Wil hij dat zelf leren of heeft hij daar geen belang bij?




Slide 28 - Tekstslide

Bewustwording
Om te kunnen veranderen zal iemand zich eerst bewust moeten worden van:





- wat hij al weet
- wat hij al kan
- waarom hij de dingen doet zoals hij ze doet

Geef de zorgvrager informatie die hem helpt bij de bewustwording. Bijvoorbeeld informatie over het ziektebeeld. Ook feedback op zijn gedrag kan bijdragen aan bewustwording.



Slide 29 - Tekstslide

Van grijpen naar begrijpen
Door eerst te ervaren hoe iets werkt of niet zal een zorgvrager gerichter na kunnen denken over mogelijke oplossingen voor een probleem.





In de zorg hebben professionals erg de neiging om veel uitleg of voorlichting te geven. Veel van deze informatie gaat verloren omdat de zorgvrager er zich geen beeld bij kan vormen. Een zorgvrager die eerst zelf ervaart wat mogelijke oplossingen zijn voor zijn probleem, kan daarna uitleg en informatie makkelijker begrijpen.

Slide 30 - Tekstslide

Discomfort
Iemand leert het snelst door dingen te gaan doen die buiten zijn comfortzone liggen. Daardoor wordt zichtbaar hoe effectief zijn aanpak is.


Zoek nieuwe leersituaties op buiten de veilige omgeving die de zorgvrager kent. Zolang een zorgvrager binnen de veilige omgeving van het verpleeghuis of zijn eigen huis blijft, zal hij niet zo hard leren als daarbuiten. Buiten op straat is dat anders. Deuren gaan niet vanzelf open en mensen staan niet vanzelf op in de bus of trein....

Slide 31 - Tekstslide

Samen
Leren met en van anderen is leuk en effectief.

Zorg voor leersituaties met anderen. Bijvoorbeeld met naasten of met zorgvragers met dezelfde aandoening of beperking.

Wie kan een voorbeeld noemen?

Slide 32 - Tekstslide

Concentrisch
Herhaling is belangrijk. Daardoor kan iemand in eenzelfde situatie steeds een beetje meer.

Zorg voor een herhaling van leersituaties. Maak kleine stapjes en sluit aan bij wat de zorgvrager al kan.

Slide 33 - Tekstslide

Concentrisch leren betekent dat iemand in eenzelfde situatie steeds een beetje meer gaat waarnemen of begrijpen. Hier spreekt de kracht van de herhaling.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Iemand leert het snelst door dingen te doen die buiten zijn comfortzone liggen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Leerprincipes toepassen in de praktijk

 Jij wilt als zorgverlener met de persoonlijk verzorging van mevrouw aan de slag gaan. Als zorgverlener kun je de verschillende leerprincipes toepassen om ervoor te zorgen dat de zorgvrager sneller en meer leert.
Gebruik hiervoor de volgende link: Revalideren is leren

  • ‘In de revalidatiezorg moet je als zorgverlener je zorgbril afzetten en een leerbril opzetten.’ Wat wordt daarmee bedoeld?
  • Welke leerprincipes kun je toepassen om mevrouw Dijkers te leren zich nieuwe vaardigheden eigen te maken?
  • Hoe kun je deze leerprincipes op praktische wijze toepassen in de praktijk? Beschrijf een voorbeeld per leerprincipe.
  • Maak voor jezelf een kaartje dat je als geheugensteun kunt gebruiken tijdens je werk met revalidanten. Op dit kaartje schrijf je zo concreet mogelijk welke leerprincipes je kunt toepassen. Onder elk leerprincipe schrijf je een voorbeeld van hoe je dit leerprincipe kunt toepassen in de praktijk.


Slide 36 - Tekstslide

Maak gebruik van ZorgPad
  • ZorgPad: opleiding: MBO VP niv 4, Collectie: Branches, Thema: verpleeg- en verzorgingshuizen, 
  • Leerpad: revalidatie
  • Hoofdstuk revalideren is leren

Slide 37 - Tekstslide