Grammatica V2H - les 3 - NWG

Grammatica: ontleden zinsdelen
Vandaag:
Werkwoordelijk gezegde (WG ) of Naamwoordelijk gezegde (NG)
H2 en H3
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica: ontleden zinsdelen
Vandaag:
Werkwoordelijk gezegde (WG ) of Naamwoordelijk gezegde (NG)
H2 en H3

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

WG
- alle werkwoorden in de zin
- het woordje TE / AAN HET
- scheidbaar samengesteld werkwoord 
voorbeeld:
1. Het jongetje wil graag leren fietsen.
2. Hij staat daar te fluiten.
3. Zij is aan het zingen. 
4. Na de boodschappen tel ik altijd de bedragen van de bon op.

Slide 3 - Tekstslide

Kiezen tussen WG/ NG

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

WG of NG?
WG = DOET iets:
 - alle werkwoorden in de zin.

NG = werkwoordelijk deel + naamwoordelijk deel:
-  WD = alle werkwoorden in die zin
-  ND = het zinsdeel dat iets over het onderwerp zegt.

Slide 6 - Tekstslide

WG of NG?

Tom Dumoulin is sportman van het jaar geworden.
A
WG
B
NG

Slide 7 - Quizvraag

WG of NG ?

De uitreiking van die titel was live op televisie te zien.
A
WG
B
NG

Slide 8 - Quizvraag

WG of NG ?

Dumoulin werd verkozen boven Verstappen en Kramer.
A
WG
B
NG

Slide 9 - Quizvraag

WG of NG?

Sven Kramer was jaren de beste schaatser ter wereld.
A
WG
B
NG

Slide 10 - Quizvraag

Noteer het hele gezegde uit de volgende zin.

De uitreiking van die titel was live op televisie te zien.

Slide 11 - Open vraag

Noteer het hele gezegde uit de volgende zin.

Sven Kramer was jaren de beste schaatser.

Slide 12 - Open vraag

Weektaak af: 7 januari   
H 2: zinsdelen opdracht 1 tm 4

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde bestaat alleen uit alle werkwoorden.

Slide 15 - Open vraag

waar of niet waar?
In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp

Slide 16 - Open vraag

Waar of niet waar?
Het werkwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord.

Slide 17 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
Mijn kleine broertje is absoluut de grappigste peuter op aarde!

Slide 18 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
De cijfers voor het proefwerk zullen wel meevallen.

Slide 19 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
Vier van de zes soorten mensapen worden met uitsterven bedreigd.

Slide 20 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
De verdachte man heeft gisteren een steen door de ruit gegooid.

Slide 21 - Open vraag

Ontleden in de juiste volgorde

Pv = persoonsvorm
Zd = zinsdelen
ow = onderwerp
WG /NG = werkwoordelijk gezegde of naamwoordelijk gezegde
lv = lijdend voorwerp
mv = meewerkend voorwerp
bwb = bijwoordelijke bepaling

Slide 22 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 23 - Open vraag

Hoe verdeel ik de zin in zinsdelen?

Slide 24 - Open vraag

Neem de zin over en zet zinsdeelstrepen in de volgende zin.
Op de snelweg wordt onze auto met gemak door iedereen ingehaald.

Slide 25 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp?
Welke vraag stel je jezelf?

Slide 26 - Open vraag

Waar of niet waar?
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.

Slide 27 - Open vraag

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand is of wordt.

Slide 28 - Open vraag

Stappenplan NG
1. Stel vast of er een KWW in de zin staat
2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt. 
3. Als het onderwerp iets is/ iets wordt, stel je de vraag:
    Wat +PV + OW + alle andere werkwoorden? Het antwoord is 
    het naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde: PV + naamwoordelijk 
     deel + alle andere werkwoorden

Slide 29 - Tekstslide

Let op!
- Als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat, zit er geen 
   lijdend voorwerp in de zin. Een lijdend voorwerp komt alleen 
   voor samen met een werkwoordelijk gezegde!
- Een lijdend voorwerp kan nooit met een voorzetsel beginnen.

Slide 30 - Tekstslide

Hoe vind ik het lijdend voorwerp in een zin met een werkwoordelijk gezegde?

Slide 31 - Open vraag

Hoe vind ik het meewerkend voorwerp?
Welke vraag stel je?

Slide 32 - Open vraag

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV
Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Slide 33 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
- Geeft antwoord op vragen als: Hoe? Hoelang? Hoever? Waar? Waardoor? Waarheen? Waarom? Waarover Waarvandaan? Wanneer?
- Ook alle rest zinsdelen noem je bijwoordelijke bepalingen.
   Zoals: niet, wel, zeker, absoluut, eigenlijk, allicht, natuurlijk, 
   misschien, vermoedelijk, waarschijnlijk...

Slide 34 - Tekstslide


Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
Mijn lieve buurvrouw is vroeger een uitstekende zangeres geweest.

Slide 35 - Open vraag

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
Waarom hebben jullie hem niet het goede nieuws verteld?

Slide 36 - Open vraag

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB

Voor veel leerlingen heeft de busreis lang genoeg geduurd.

Slide 37 - Open vraag

Wat heb je geleerd? 
- Je kent nu alle zinsdelen.
- Je kunt nu alle zinsdelen vinden.
- Je kunt nu een zin ontleden volgens de vaste volgorde.

Slide 38 - Tekstslide

H4 Grammatica: bijvoeglijke bepaling bl. 118
In sommige zinsdelen geven zinsdeelstukken (bepalingen) extra informatie over het belangrijkste woord van het zinsdeel, de kern.
Als de kern een zelfstandig naamwoord is, is er sprake van een bijvoeglijke bepaling.
Zo'n bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan. Er kunnen meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zitten. 

Slide 39 - Tekstslide

Een voorbeeldzin:

/De bekende regisseur van deze thriller /heeft /tot mijn grote verrassing/ al eerder /twee heel mooie films/ gemaakt./

De onderstreepte woorden zijn bijvoeglijke bepalingen bij de kernwoorden.

Slide 40 - Tekstslide

Let op!
Lidwoorden (De), voornaamwoorden (deze, mijn) en telwoorden (twee) zijn opzichzelfstaande geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Link

Huiswerk woensdag 28 april
- Maak opdracht: H4 Grammatica, startopdracht, opdracht 1,2,3 
   en 4

Slide 43 - Tekstslide

Toets inplannen
  • Grammatica Toets H1 tm H6 (woordsoorten en ontleden):
- de ene groep: op 25 mei 14.10-14.55 lokaal 19 
- de andere groep:  op 26 mei 10.50 -11.35 lokaal 19
 

Slide 44 - Tekstslide