herhaling grammatica 2v

Grammatica

WWG of NWG
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica

WWG of NWG

Slide 1 - Tekstslide

WWG
- alle werkwoorden in de zin
- het woordje TE
- scheidbaar samengesteld werkwoord 

voorbeeld:
1. Het jongetje wil graag leren fietsen.
2. Hij staat daar te fluiten.
3. Na de boodschappen tel ik altijd de bedragen van de bon op.

Slide 2 - Tekstslide

WWG of NWG?
WWG = DOET iets - alle werkwoorden in de zin.

NWG = werkwoordelijk deel + naamwoordelijk deel
WD = alle werkwoorden in die zin
ND = het zinsdeel dat iets over het onderwerp zegt.

Slide 4 - Tekstslide

WWG of NWG?
Tom Dumoulin is sportman van het jaar geworden.
A
WWG
B
NWG

Slide 5 - Quizvraag

WWG of NWG
De uitreiking van die titel was live op televisie te zien.
A
WWG
B
NWG

Slide 6 - Quizvraag

WWG of NWG ?
Dumoulin werd verkozen boven Verstappen en Kramer.
A
WWG
B
NWG

Slide 7 - Quizvraag

WWG of NWG?
Sven Kramer is al jaren de beste schaatser ter wereld.
A
WWG
B
NWG

Slide 8 - Quizvraag

Noteer het hele gezegde uit de volgende zin.
De uitreiking van die titel was live op televisie te zien.

Slide 9 - Open vraag

Noteer het hele gezegde uit de volgende zin.
Sven Kramer is al jaren de beste schaatser ter wereld.

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Video

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde bestaat alleen uit alle werkwoorden.

Slide 12 - Open vraag

waar of niet waar?
In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp

Slide 13 - Open vraag

Waar of niet waar?
Het werkwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord.

Slide 14 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
Mijn kleine broertje is absoluut de grappigste peuter op aarde!

Slide 15 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
De cijfers voor het proefwerk zullen wel meevallen.

Slide 16 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
Vier van de zes soorten mensapen worden met uitsterven bedreigd.

Slide 17 - Open vraag

Is er in deze zin een WG of een NG?
De verdachte man heeft gisteren een steen door de ruit gegooid.

Slide 18 - Open vraag

Waar of niet waar?
Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.

Slide 19 - Open vraag

Waar of niet waar?
Een naamwoordelijk gezegde zegt wat iemand is of wordt.

Slide 20 - Open vraag

Stappenplan NG
1. Stel vast of er een KWW in de zin staat
2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is of wordt. 
3. Als het onderwerp iets is/ iets wordt, stel je de vraag:
    Wat +PV + OW + alle andere werkwoorden? Het antwoord is 
    het naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde: PV + [naamwoordelijk 
     deel] + alle andere werkwoorden

Slide 21 - Tekstslide

Let op!
- Als er een naamwoordelijk gezegde in de zin staat, zit er geen 
   lijdend voorwerp in de zin. Een lijdend voorwerp komt alleen 
   voor samen met een werkwoordelijk gezegde!
- Een lijdend voorwerp kan nooit met een voorzetsel beginnen.

Slide 22 - Tekstslide

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV
Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Slide 23 - Open vraag


Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
Mijn lieve buurvrouw is vroeger een uitstekende zangeres geweest.

Slide 24 - Open vraag

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB
Waarom hebben jullie hem niet het goede nieuws verteld?

Slide 25 - Open vraag

Ontleed de zin: PV, ZD, OW, WG/NG, LV, MV, BWB

Voor veel leerlingen heeft de busreis lang genoeg geduurd.

Slide 26 - Open vraag

bijvoeglijke bepaling 
In sommige zinsdelen geven zinsdeelstukken (bepalingen) extra informatie over het belangrijkste woord van het zinsdeel, de kern.
Als de kern een zelfstandig naamwoord is, is er sprake van een bijvoeglijke bepaling.
Zo'n bijvoeglijke bepaling kan vóór of achter het zelfstandig naamwoord staan. Er kunnen meerdere bijvoeglijke bepalingen in een zitten. 

Slide 27 - Tekstslide

Een voorbeeldzin:

/De bekende regisseur van deze thriller /heeft /tot mijn grote verrassing/ al eerder /twee heel mooie films/ gemaakt./

De onderstreepte woorden zijn bijvoeglijke bepalingen bij de kernwoorden.

Slide 28 - Tekstslide

Let op!
Lidwoorden (De), voornaamwoorden (deze, mijn) en telwoorden (twee) zijn opzichzelfstaande geen bijvoeglijke bepaling.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link