MTH, leerjaar 1, blok 4, les 6, allergieën, epipen

MTH, blok 4, les 6
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
Medisch technisch handelenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

MTH, blok 4, les 6

Slide 1 - Tekstslide

Onderdelen van de les
  • Typen allergieën
  • Allergietesten
  • Anafylaxie
  • Epipen

Slide 2 - Tekstslide

Allergie
Bij een allergie reageert het afweersysteem op stoffen waar het lichaam normaal gesproken niet zo heftig op hoort te reageren. Men kan allergisch zijn voor veel verschillende soorten dingen. Denk bijvoorbeeld aan een allergie voor pinda’s of noten.

Men kan ook allergisch zijn voor geurstoffen die in make-up en shampoo zitten. Ook hooikoorts is een allergie.

Slide 3 - Tekstslide

Het stofje waar men allergisch voor is heet een allergeen

Allergenen zijn stoffen van buiten het lichaam, die normaal gesproken geen kwaad kunnen. 

Deze stoffen komen het lichaam 
binnen via de huid, de mond of 
door ze in te ademen.

Slide 4 - Tekstslide

Om te ontdekken voor welke stoffen iemand allergisch is wordt een allergietest uitgevoerd. 
Er worden vragen gesteld om te ontdekken waar men allergisch voor is. 
Als men ook huiduitslag krijgt dan wordt ook een huidonderzoek gedaan. 
Hiermee wordt bekeken op welke stoffen iemand getest moet worden. 
Alle stoffen testen zou te veel werk zijn en is vaak niet nodig.

Slide 5 - Tekstslide

Een allergie is een reactie van je afweersysteem op bepaalde stoffen.
Wat is bijzonder aan deze reactie?
A
Deze is veel heftiger dan normaal
B
Deze gaat sneller voorbij dan normaal
C
Deze is veel zwakker dan normaal
D
Het duurt langer voordat deze optreedt

Slide 6 - Quizvraag

Bij een allergische reactie reageert je afweer-systeem op stoffen waar je lichaam normaal niet zo heftig op reageert.
Hoe heten deze stoffen?
A
Antistoffen
B
Allergenen
C
Antilichamen
D
Allergologen

Slide 7 - Quizvraag

Typen allergieën
Een allergische reactie kan ingedeeld worden in verschillende typen. 

Voordat kan worden bepaald welke stoffen getest moeten worden, moet de behandelaar eerst weten welk type allergische reactie de patiënt heeft.

Slide 8 - Tekstslide

Type I-allergie: deze allergie ontstaat bijna meteen. 

Een voorbeeld van zo’n reactie is hooikoorts. 
Men is dan allergisch voor bepaalde deeltjes van bomen, bloemen of gras. 
Men gaat dan niezen op het moment dat men naar buiten stapt. 

Ook wanneer men andere stoffen inademt of eet kan er een type-I-allergie optreden.

Slide 9 - Tekstslide

Type IV-allergie (contactallergie): deze allergie ontstaat pas na een paar dagen. 

Een voorbeeld is een allergie voor nikkel. 

Nikkel zit in verschillende sieraden, waardoor je bijvoorbeeld uitslag krijgt wanneer je een ring om hebt. 

Men krijgt dan eczeem. Dit is een soort ontsteking van de huid.

Slide 10 - Tekstslide

Men kan getest worden op een allergie met een:

  • Bloedonderzoek. Dit heet ImmunoCap

  • Huidpriktest 

  • Plakproef

Slide 11 - Tekstslide

Een type I-allergische reactie .....
A
Ontstaat meteen
B
Ontstaat na een paar dagen
C
Geeft geen klachten
D
Komt niet in de winter voor

Slide 12 - Quizvraag

Hooikoorts is een voorbeeld van een type I-allergische reactie.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Contactallergie is een andere naam voor een type IV-allergie.

A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Bij contactallergie treedt de reactie meteen op.
A
Dit is waar
B
Dit is niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Huidtesten
Huidtesten worden vooral gebruikt om onderzoek te doen naar type I-allergieën (bijvoorbeeld hooikoorts). 
Bij de huidtesten krijg men kleine beetjes van het allergeen in druppeltjes op óf in de huid. 
Dit wordt meestal op de binnenkant van onder- of bovenarm gedaan. 
Soms wordt ook de rug gebruikt als testplaats.

Slide 16 - Tekstslide

  • Huidpriktest: men krijgt het allergeen op je huid gedruppeld. Daarna wordt door de druppel heen een klein prikje in de huid gemaakt. De druppel komt zo dus in de huid terecht.

  • Intracutane huidtest: men krijgt het allergeen in de huid gespoten (intra = in, cutis = huid). Deze test wordt vooral gebruikt om onderzoek te doen naar allergieën voor medicijnen, insecten (zoals bijen) en stoffen die men in kan ademen.

Slide 17 - Tekstslide

Met de huidpriktest kunnen verschillende
allergenen tegelijk getest worden, meestal krijgt men ongeveer dertig prikken.

Bij de intracutane huidtest kan na ongeveer twintig minuten een reactie te zien zijn. 
Deze reactie is te herkennen aan een rode kleur of een zwelling, precies op de plek van het allergeen. 

Slide 18 - Tekstslide

Een allergie wordt het vaakst onderzocht met een huidtest.
Huidtesten worden vooral gebruikt om type ..... allergieën aan te tonen
A
I
B
II
C
III
D
IV

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een veelgebruikte testplaats voor een huidpriktest?
A
Bovenarm
B
Onderarm
C
Buik
D
Bovenbeen

Slide 20 - Quizvraag

De intracutane huidtest wordt om allergieën voor ..... te onderzoeken.
A
Medicijnen
B
Insecten
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Geen van de antwoorden is goed

Slide 21 - Quizvraag

Aandachtspunten huidtesten:
  • Bekijk vooraf welke medicijnen ze zorgvrager gebruikt. Sommige medicijnen hebben invloed op de uitslag van de test. Overleg met de huisarts of de medicatie tijdelijk gestopt kan worden.
  • Vertel de zorgvrager dat hij/zij geen bodylotion mag gebruiken op de dag van de test.
  • Vertel de zorgvrager dat hij/zij niet mag krabben als de armen gaan jeuken tijdens de test. Ook mag een zorgvrager geen kleren dragen over de huid waarop getest wordt.

Slide 22 - Tekstslide

  • Controleer of de test betrouwbaar is. Doe dit met een positieve- en een negatieve controle vloeistof. Door de positieve controle vloeistof krijgt iedereen een zwelling. Door de negatieve controle vloeistof krijgen alle zorgvragers géén of maar een kleine zwelling.. De test is betrouwbaar als de zwelling van de positieve controle groter of gelijk is dan 3 mm EN als de zwelling van de negatieve controle kleiner is dan 3 mm.
  • De huidpriktest wordt het liefste gedaan op de binnenzijde van de onderarm van de zorgvrager. De tweede keus is de bovenkant van de rug van de zorgvrager. Overleg dit eerst met de huisarts.
  • De arts mag de resultaten van de test bekijken.

Slide 23 - Tekstslide

Complicaties van de priktest
Gegeneraliseerde allergische reactie.
Dit is een reactie die over het hele lichaam te zien is. Men krijgt een rode huid en galbulten.
Galbulten heten urticaria. Vaak jeukt dit heel erg. Men wordt niet benauwd en de keel en mond zwellen niet op. 
Wanneer de doktersassistent dit ziet, roept hij of zij de arts erbij. Ook meet de doktersassistent de bloeddruk.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Anafylactische reactie.
Symptomen:
  • roodheid en urticaria over het hele lichaam
  • benauwdheid
  • tong en lippen  zwellen
  • een versnelde hartslag 

De arts moet gewaarschuwd worden en daarna moet 112 gebeld worden. 
Daarna moet de bloeddruk gemeten worden. 

In iedere huisartsenpraktijk ligt een protocol klaar waarin precies staat wat er gedaan moet worden bij een anafylactische reactie. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Anafylactische shock.
Deze ernstige complicatie is een reactie van het lichaam. 
Symptomen
  • een rode huid met urticaria 
  • een opgeblazen gezicht
  • benauwd dat en piepend ademhalen. Soms te weinig adem. 
  • een snelle hartslag en een lage bloeddruk
  • in de war zijn en geen gesprek kunnen voeren.

Slide 28 - Tekstslide

De huisarts moet meteen gewaarschuwd worden en  daarna moet 112 gebeld worden. 
Ook moet de ademweg en ademhaling bekeken worden.

De patiënt moet op de grond gelegd worden met de benen omhoog als de bloeddruk laag is. 
Dan moet opnieuw de hartslag en de bloeddruk gemeten worden. 

Ook hier wordt het protocol gevolgd.

Slide 29 - Tekstslide

Noem 3 complicaties van de huidpriktest.

Slide 30 - Open vraag

Bloedtest
Soms geeft de huidtest geen duidelijke uitslag. De volgende stap is dan een bloedtest, de ImmunoCap. 
Deze test onderzoekt of men allergisch is door in het bloed te zoeken naar bepaalde stoffen. Dit zijn antistoffen
Antistoffen zijn een onderdeel van het afweersysteem en ze bestaan in verschillende soorten.
Een ImmunoCap wordt niet standaard gedaan, maar soms kan voor deze test worden gekozen.

Slide 31 - Tekstslide

Plakproeven
Een type IV-allergie ontstaat pas na een paar dagen. Deze is dus vertraagd. Dit type heet ook wel een contactallergie
Dit komt omdat men vaak huiduitslag krijgt (meestal eczeem) op de plek waar de allergische stof het meest de huid aanraakt. Een contactallergie wordt aangetoond met plakproeven.
De plakproef noem je ook wel de epicutane test. Dit komt omdat het allergeen op je huid wordt geplakt (epi = op, cutis = huid). Meestal wordt de rug gebruikt om de allergenen te plakken. Dit komt doordat hier veel ruimte is.

Slide 32 - Tekstslide

Omdat sommige allergieën heel vaak voorkomen, heeft de International Contact Dermatitis Research Group (ICDRG) een groep met vaste allergenen gemaakt. 
In deze groep zitten de allergenen die het vaakst voorkomen. Deze worden standaard bij iedereen
getest. 
Hier kunnen ook nog extra allergenen 
aan toegevoegd worden. 
Bij iedere plakproef kunnen 
50-150 stoffen getest worden.

Slide 33 - Tekstslide

De allergenen die op de rug zijn geplakt, worden na twee dagen weggehaald. 
De allergenen moeten echt deze twee dagen blijven zitten, omdat een type-IV-allergie een paar dagen nodig heeft om te ontstaan. 

Als de plakkers zijn weggehaald wordt op de rug getekend waar iedere plakker zat. 
Zo kan een dag later nog steeds gezien worden waar de allergenen op de huid waren geplakt en kan de reactie worden afgelezen. 

Positieve reacties worden opgeschreven met de ICDRG-classificatie.

Slide 34 - Tekstslide

Noem 3 allergietesten.

Slide 35 - Open vraag

 De EpiPen
Wanneer iemand een anafylactische reactie krijgt, moet er zo snel mogelijk een EpiPen gezet worden. 
Dit kan men zelf doen. Een EpiPen is een injectiespuit met adrenaline. 
Adrenaline heeft een aantal effecten, die zorgen dat je klachten
minder erg worden.

Slide 36 - Tekstslide

 Door adrenaline:
  • wordt de bloeddruk hoger. Zo krijgen de organen genoeg bloed;
  • ontspannen de spieren in de longen. De luchtwegen gaan verder open staan;
  • zorgt dat de slijmvliezen 
     niet gaan zwellen. 
     De mond zwelt daardoor 
     minder op.

Slide 37 - Tekstslide

Wanneer een EpiPen gezet wordt, volgt er nog wel een allergische reactie. Deze reactie is alleen minder erg. 

De EpiPen onderdrukt dus de anafylactische shock. Nadat de ergste symptomen weg zijn, moet de allergische reactie alsnog behandeld worden door een arts.

Bijwerkingen van een EpiPen zijn:
  • pijn op de borst of hartkloppingen. 
  • duizeligheid, hoofdpijn, angst, onrust en trillende handen. Dit zijn de effecten van adrenaline en gaan vanzelf weg vanzelf binnen een paar uur.

Slide 38 - Tekstslide