Ontwikkelingsstoornissen en gedragsproblematiek les 2 Module 13.2

Ontwikkelingsstoornissen en gedragsproblematiek 
les 2 Module 13.2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
OnderwijsassistentenMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Ontwikkelingsstoornissen en gedragsproblematiek 
les 2 Module 13.2

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is het verschil tussen gedragsproblemen en gedragsstoornissen?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat merk je in de klas als een kind ODD heeft?
Het is lastig omgaan met kinderen die ODD hebben. Dat heeft een aantal oorzaken:

Kinderen met ODD zetten zich af tegen de autoriteit. In de klas ben jij dat.
Kinderen met ODD zijn sneller geïrriteerd en boos dan andere kinderen. Die boosheid zie je niet altijd aankomen.
Kinderen met ODD hebben over het algemeen weinig probleembesef.
De schuld wordt door hen meestal bij de anderen gelegd. “Zij reageren alleen”.
Het gedrag levert vaak in eerste instantie winst op. De omgeving voelt zich bedreigd en stemt toe. Het kind kan de omgeving dus naar zijn hand zetten. Dat geeft onmiddellijke behoeftebevrediging.
Kinderen met ODD willen ook die onmiddellijke behoeftebevrediging. Wat zij willen dat moét. Uitstel of tegenwerking van wat zij willen leidt al snel tot een ontploffing. De frustratiedrempel is laag, bovendien zijn ze niet goed in schakelen: doen wat jij wil en niet wat zij in gedachten hadden, lukt dus niet goed.
De invloed van het gedrag op de andere kinderen is groot. De autoriteit van de leerkracht kan makkelijk aangetast worden, waardoor een onveilig groepsklimaat ontstaat.
Als er al kinderen met matige gedragsproblemen in je klas zitten, heeft dat een negatieve invloed op de kinderen met ODD.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat kunnen oorzaken zijn van probleemgedrag?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

bij psychosociale problemen gaat het om twee soorten problemen die met elkaar samenhangen:
Problemen die te maken hebben met uw gevoelens en gedachten (psychische problemen): u voelt zich bijvoorbeeld somber, verlaten, angstig of boos.
Problemen die te maken hebben met andere mensen of instanties (sociale problemen): u heeft bijvoorbeeld moeilijkheden met uw partner, kinderen, familie of buren, met uw collega’s of uw baas, met de Belastingdienst, de woningbouwvereniging of de gemeente.
Een voorbeeld van een psychosociaal probleem: iemand voelt zich angstig of somber omdat zijn partner zich nooit aan afspraken houdt. Omdat het niet lukt het probleem zelf op te lossen, gaan die gevoelens zijn leven beheersen. Hij voelt zich gespannen en machteloos. Daardoor gaat het op zijn werk ook slechter. Hij krijgt zijn werk niet af en krijgt ruzie met zijn baas. Zo raken er meer mensen bij betrokken en worden de problemen steeds groter.
Iedereen reageert op een andere manier op psychosociale problemen.
Sommige mensen trekken zich terug, worden stil en somber.
Anderen worden gespannen, opvliegend en agressief.
Weer anderen vluchten in alcohol of drugs.
Dit kan tot nieuwe problemen leiden thuis, met uw buren of op uw werk.
Iemand met psychosociale problemen krijgt ook vaak lichamelijke klachten. Bijvoorbeeld hoofdpijn, hartkloppingen of slecht slapen.

Slide 15 - Tekstslide

Er is sprake van een leerprobleem wanneer een leerling moeite heeft om de normale verwachtingen voor leren te halen, ondanks voldoende inzet en mogelijkheden. Dit kan veroorzaakt worden door verschillende factoren:

Externe factoren:
Life-events: Gebeurtenissen in het leven van de leerling, zoals een verhuizing, scheiding, of verlies van een familielid, kunnen tijdelijk het leerproces verstoren.

Didactiek: Dit verwijst naar de manier waarop lesstof wordt aangeboden. Als de methode niet aansluit bij de leerstijl van de leerling, kan dit leiden tot leerproblemen. Bijvoorbeeld te snel door de stof gaan of te weinig ondersteuning bieden.

Pedagogische benadering: Dit gaat over de manier waarop de leerling wordt begeleid en ondersteund. Als een kind zich niet veilig of gesteund voelt door de leerkracht, kan dit zijn leerprestaties beïnvloeden.

Systeem-gerelateerd leerprobleem:
Dit soort leerproblemen ontstaan door structurele problemen in het onderwijssysteem zelf. Simpel gezegd, het systeem sluit niet goed aan bij de behoeften van de leerling. Voorbeelden zijn:

Te grote klassen: Hierdoor krijgt de leerling niet genoeg persoonlijke aandacht.
Te weinig variatie in onderwijsmethodes: Bijvoorbeeld als het onderwijs alleen gericht is op lezen en schrijven, terwijl sommige leerlingen visueel of praktisch beter leren.
Starre lesprogramma's: Als het onderwijs geen ruimte biedt voor leerlingen om in hun eigen tempo te leren.
In dit soort gevallen is het niet de leerling die een tekort heeft, maar past het onderwijs niet goed bij wat hij of zij nodig heeft.

Slide 16 - Tekstslide

In het voorbeeld van Lesley is er sprake van leervertraging, niet van een leerachterstand.

Uitleg:
Leerachterstand: Dit betekent dat een kind structureel onder het verwachte niveau presteert en moeite heeft om dit in te halen, vaak doordat het kind bijvoorbeeld al vanaf het begin moeilijker mee kan komen in school.

Leervertraging: Dit betekent dat een kind tijdelijk achterloopt, bijvoorbeeld doordat het lessen heeft gemist (zoals in het geval van Lesley door ziekte), maar dat het kind in principe wel het vermogen heeft om de stof te begrijpen en bij te benen als het de gemiste lessen inhaalt.

In Lesley's geval is het gemiste schoolwerk (zoals het rekenen met breuken) een gevolg van haar ziekte. Ze kan deze vaardigheden waarschijnlijk wel leren zodra ze de kans krijgt om de gemiste lessen in te halen.
welke leerstoornissen ken je?

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Wanneer spreken we van probleemgedrag?
We spreken van probleemgedrag wanneer het gedrag van een kind of jongere afwijkt van wat in een bepaalde situatie of context normaal wordt gevonden en dit gedrag leidt tot problemen voor het kind zelf of voor zijn omgeving (zoals in school of thuis). Dit gedrag kan belemmerend werken voor het sociaal functioneren, leren, of algemene ontwikkeling.

Wat is het verschil tussen ‘lastig gedrag’ en ‘probleemgedrag’?
Lastig gedrag: Dit is gedrag dat storend of irritant kan zijn, maar meestal tijdelijk of situationeel is. Het kan gaan om bijvoorbeeld brutaal zijn, niet luisteren of impulsiviteit. Dit gedrag kan vaak worden gecorrigeerd door opvoeding of discipline en is geen blijvende zorg.

Probleemgedrag: Dit is meer hardnekkig en terugkerend gedrag dat serieuze gevolgen heeft voor het functioneren van het kind of de omgeving. Het kind heeft zelf of anderen er last van en het beïnvloedt zijn dagelijkse leven, ontwikkeling of relaties op een negatieve manier. Probleemgedrag vereist vaak een structurele aanpak of interventie.

Wat is externaliserend probleemgedrag?
Externaliserend probleemgedrag is gedrag waarbij het kind zijn problemen naar buiten richt en storend of agressief gedrag vertoont. Voorbeelden hiervan zijn:

Agressie, zoals slaan, schoppen of schelden
Druk gedrag of hyperactiviteit
Regels overtreden of ongehoorzaamheid
Dit gedrag is vaak zichtbaar en storend voor de omgeving.

Wat is internaliserend probleemgedrag?
Internaliserend probleemgedrag is gedrag waarbij het kind zijn problemen naar binnen keert en last heeft van emoties zoals angst, depressie of onzekerheid. Dit type gedrag is minder zichtbaar voor de omgeving en kan bestaan uit:

Teruggetrokken gedrag
Depressieve gevoelens
Angst of extreme verlegenheid
Internaliserend gedrag kan minder opvallen, maar heeft ook grote gevolgen voor het welzijn van het kind.

Drie oorzaken van probleemgedrag:
Opvoeding en omgeving: Een onveilige of instabiele thuissituatie, zoals conflicten of verwaarlozing, kan leiden tot probleemgedrag.
Persoonlijkheidskenmerken: Sommige kinderen zijn temperamentvoller of hebben minder zelfbeheersing, wat kan bijdragen aan probleemgedrag.
Omgevingsfactoren op school: Problemen zoals pesten, overvraging of juist onderstimulatie kunnen ook bijdragen aan probleemgedrag.
Wat is een gedragsstoornis?
Een gedragsstoornis is een psychische stoornis waarbij het kind over een langere periode ongepast en vaak ernstig storend gedrag vertoont. Dit gedrag komt veel vaker voor en is extremer dan wat normaal wordt gezien bij kinderen van dezelfde leeftijd. Het is vaak moeilijk te corrigeren zonder professionele hulp en is niet alleen afhankelijk van de omgeving.

Wat is een agressieve gedragsstoornis?
Een agressieve gedragsstoornis is een vorm van gedragsstoornis waarbij agressie of gewelddadig gedrag naar anderen toe centraal staat. Dit gedrag kan zich uiten in fysiek geweld, het vernielen van eigendommen of intimidatie. Een bekend voorbeeld van een agressieve gedragsstoornis is oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) of antisociale gedragsstoornis (CD). Kinderen met een agressieve gedragsstoornis hebben vaak moeite met het respecteren van regels en autoriteit, en vertonen vaak langdurig en herhaaldelijk agressief gedrag.







Hoe kijken jullie terug op de les?

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies