MVG, Beeldbeschouwing, Periode 1, les 2, eerstejaars

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
Applicatie- en mediaontwikkelaarMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 180 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De laatste les hadden we het onder andere over de verschillende verschijningsvormen van kunst & vormgeving.

Slide 2 - Tekstslide

In deze lessen gaan we beeld beschouwen door te kijk en beschrijven en het analyseren van kunst. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorstelling
Drie verschijningsvormen te onderscheiden:
1. Naar de werkelijkheid
2. Geabstraheerd
3. Abstract of non-figuratief 

Slide 5 - Tekstslide

De voorstelling is dat onderdeel van een kunstwerk dat verwijst naar een waargenomen werkelijkheid. 


1. Naar de werkelijkheid

Slide 6 - Tekstslide

De voorstelling is duidelijk herkenbaar (landschap of portret) maar hoeft niet fotografisch te zijn.

Hier zien we een landschap als onderwerp. 

Ijsvermaak, Barend Avercamp, 1630 - 1679
2. Geabstraheerd

Slide 7 - Tekstslide

De voorstelling is meer of minder vervormd, maar nog wel herkenbaar.

(Portret als onderwerp)

The Weeping Woman, Pablo Picasso, 1937
3. Abstract

Slide 8 - Tekstslide

Abstract of non-figuratief. Er is geen voorstelling zichtbaar. (Wat door de kunstenaar zo bedoeld is).

Compositie met groot rood vlak, geel, zwart, grijs en blauw, Piet Mondriaan, 1921
Pak een voorwerp

1. Geel =
naar de werkelijkheid

2. Rood =
geabstraheerd

3. Blauw
abstract

Slide 9 - Tekstslide

Laat iedereen een voorwerp pakken. 

We gaan raden welke voorstelling de volgende kunstwerken hebben.

Houdt het antwoord juiste antwoord omhoog.

Slide 10 - Tekstslide

Antwoord: Geel (Naar de werkelijkheid).

Onderwerp portret. 

En face: van voren
En profil: zijaanzicht 
En trois-quatre: driekwart  

Meisje met de parel, Johannes Vermeer, 1665

Slide 11 - Tekstslide

Antwoord: rood (geabstraheerd)

Figuratief: met herkenbare voorstelling 

Bart van der Leck, de Storm, 1916

Slide 12 - Tekstslide

Antwoord: Geel (Naar de werkelijkheid).

Genre: een soort kunstwerken met een bepaald onderwerp. bv. portretten, landschappen of stillevens. 

De bedreigde zwaan, Jan Asselijn, 1650

Je hebt ook nog het onderwerp genre . Zoals hier, waarin de geschilderde onderwerpen symbool staan voor iets anders. Johan de Witt (de zwaan), die Holland (het ei) beschermt tegen de vijanden van de staat (de hond).

Slide 13 - Tekstslide

Antwoord: blauw (abstract)

De kleuren van dit werk zijn zo gelaagd en diep dat je er als toeschouwer bijna in verdrinkt. Dit komt doordat er geen voorstelling is, waardoor al het perspectief verdwijnt.

Who's afraid of Red, Yellow and Blue III (1966 - 1970)

Slide 14 - Tekstslide

Antwoord: geel (naar de werkelijkheid)

Hoe noemen we een verzameling van voorwerpen of voorstelling daarvan? 

Stilleven 

Stilleven van kazen, Floris van Dijck, 1615

Slide 15 - Tekstslide

Blauw: abstract

Mark Rothko vond dat goede schilderijen over tijdloze onderwerpen moesten gaan, zoals geloof of eenzaamheid. Zijn colerfieldschilderijen bestaan vaak uit enorme vele lagen kleur, die hij over elkaar schilderde voordat het werk de uiteindelijke kleur kreeg. Hierdoor hebben de werken een intens diepe kleur. De kleurdoeken zijn voor sommige toeschouwers zo overweldigend dat ze tranen in hun ogen krijgen.

Mark Rothko, Yellow and Gold (1956)

Slide 16 - Tekstslide

Antwoord: Geel (naar de werkelijkheid)

Rood is discutabel. Dit werk is door de Grieken gemaakt en zij schilderde naar de waarneming. Pas na opkomst van de camera gingen kunstenaars nadenken over andere verschijningsvormen (voorstellingen).

Slide 17 - Tekstslide

Blauw: abstract

De abstract-expressionisten onderzochten het materiaal...

Jackson Pollock, Blauwe palen, nr. 11, 1952
Naar de werkelijkheid
Abstract
Figuratief
Naar de werkelijkheid
Genre
Portret
En face
En profil
En trois quatrs 
Landschap
Stilleven 
Houding
Attribuut
Symbool
Uitdtrukking
Gebaar
Blikrichting

Slide 18 - Tekstslide

Hang 5 foto's in het lokaal (haal ze na deze opdracht niet weg je hebt ze later nog nodig)

Kijk naar de kunstwerken aan de muur. Welke aspecten van de voorstelling zien jullie kies uit de volgende begrippen en motiveer je antwoord. Schrijf op post-it en plak bij het kunstwerk.

Wanneer alles hangt kort nabespreken
Naar de werkelijkheid
Abstract
Figuratief
Naar de werkelijkheid
Genre
Portret
En face
En profil
En trois quatrs 
Landschap
Stilleven 
Houding
Attribuut
Symbool
Uitdtrukking
Gebaar
Blikrichting
Welke aspecten van de voorstelling zie jij?

Kies uit de volgende begrippen en motiveer je antwoord.

Schrijf op een post-it en plak bij het kunstwerk.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naar de werkelijkheid
Abstract
Figuratief
Naar de werkelijkheid
Genre
Portret
En face
En profil
En trois quatrs 
Landschap
Stilleven 
Houding
Attribuut
Symbool
Uitdtrukking
Gebaar
Blikrichting
Geabstraheerd

Slide 20 - Tekstslide

Hang 5 foto's in het lokaal (haal ze na deze opdracht niet weg je hebt ze later nog nodig)

Kijk naar de kunstwerken aan de muur. Welke aspecten van de voorstelling zien jullie kies uit de volgende begrippen en motiveer je antwoord. Schrijf op post-it en plak bij het kunstwerk.

Wanneer alles hangt kort nabespreken
Kruip in de huid van één van de vijf kunstenaars en maak een nieuw werk
Stap 1 verzamel drie werken van de gekozen kunstenaar

Stap 2 wat valt op?

Stap 3 vul de serie van drie werken aan met een eigen werk. Dit kan een collage, (digitale)tekening of foto zijn.
             

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aspecten van de vormgeving
1. Compositie
2. Kleur
3. Vorm, structuur, textuur
4. Licht & geluid
5. Ruimte & lijn

Slide 24 - Tekstslide

Vertel over de aankomende week. Per week behandelen één van de volgende begrippen.
Wat weet je over compositie?

Slide 25 - Open vraag

De compositie of vlakverdeling is de manier waarop objecten op een vlak of in de ruimte zijn ingedeeld of geordend.

De compositie kan bijdragen aan de emotie of de sfeer die het werk uitdrukt. 

Maar de compositie is ook van belang voor het benadrukken van onderdelen van de voorstelling, zoals belangrijke gebeurtenissen of personen.

Centrale- , cirkel-, driehoek-, overrall-, symmetrische, a-symmetrische-, diagonale, horizontale- en verticale compositie.
Wat weet je over kleur?

Slide 26 - Open vraag

Kleur geeft een kunstwerk een bepaalde sfeer. Kleuren met veel wit erin geven een lichte sfeer en kleuren met veel zwart erin geven vaak een donkere, zware sfeer. 
Wat weet je over vorm, textuur & structuur?

Slide 27 - Open vraag

Vormgevers en kunstenaars kiezen voor hun werk bepaalde vormen. De gekozen vormen hebben invloed op de uitstraling van het werk. 

Organische- , geometrische-, gestileerde- geabstraheerde-, open-, gesloten-, restvormen.

Stofuitdrukking.
Wat weet je over licht & geluid?

Slide 28 - Open vraag

Licht ontstaat in een lichtbron. Doordat licht op voorwerpen schijnt kun je die zien.

Lichtrichting, eigen schaduw, slagschaduw, clair-obscure, 

Ook geluid kan een belangrijke factor spelen en kan het kunstwerk expressiever maken. 

Instrumentaal-, vocaal-, digitaal geluid.
Wat weet je over ruimte & lijn?

Slide 29 - Open vraag

Met ruimte wordt meestal de manier bedoeld waarop een kunstenaar diepte verbeeldt in een plat werk. Ruimtewerking of ruimtesuggestie.

Maar kunst kan ook driedimensionale zijn.

Lijnperspectief, Groot voor - klein achter, overlapping, afsnijding, plasticiteit.

Iedere lijn heeft uitdrukkingskracht. Zo geeft een vloeiende lijn, een andere effect als een dikke, korrelige lijn. (Lijnwerking)

Lijnrichting, contoer, lijndikte, lijnsoort, lineair
Welke aspecten van de voorstelling zie je in de vijf schilderijen? 

Welke beeldaspecten vind je het belangrijkst in het schilderij? 
Welke komt het meest naar voren?

Schrijf op een post-it en plak bij het kunstwerk.


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noteer drie dingen die je in deze les hebt geleerd.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk nu jouw eigen werk en benoem voor jezelf welke aspecten van de vormgeving opvallen.

Speel met de aspecten van de vormgeving en verander minstens twee aspecten in jouw werk.

Wat vertelt jouw werk nu?

Ga zo lang door tot je helemaal tevreden bent met jouw werk. 


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies