Herhalingsles 1,2,9 en 10

Herhalingsles 
Leren: paragraaf 1,2,9 en 10 (vakjes belangrijk).
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhalingsles 
Leren: paragraaf 1,2,9 en 10 (vakjes belangrijk).

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leren!
, hierdoor

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Geef aan, welk verband geeft hierdoor aan.
Terwijl de scholengemeenschap krimpt, moet de directie de school wel steunen. Hierdoor blijft de school toch nog bestaan.
A
Tegenstelling
B
Oorzaak-gevolg
C
Opsomming
D
Tijd

Slide 6 - Quizvraag

Wat doen signaalwoorden? Let op: er zijn meerdere antwoorden goed. Je kiest er 1.
A
Ze kunnen een opsomming aangeven
B
Ze kunnen een tegenstelling aangeven
C
Ze geven een verband weer binnen een tekst
D
Ze maken een tekst leuker

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Let op!
De hoofdgedachte moet je dus soms zelf uit zien te vinden. Dit betekent dat een hoofdgedachte niet altijd letterlijk in een tekst staat. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Hoe gaat dit op de toets?
Je gaat een tekstje lezen (ze geven de alinea al aan die je moet lezen) en daaruit moet jij een oorzaak-gevolg verband vinden. Dit kun je het beste doen door eerst de signaalwoorden op te zoeken die bij oorzaak-gevolg horen. Dan zit je vaak al op het goede spoor! Lees de zin goed en bepaal voor jezelf of je een oorzaak-gevolg ziet. Iets is dus gebeurd door een bepaalde oorzaak. Je schrijft het als volgt op: 

Oorzaak: 
Gevolg: 
Signaalwoord: 


Tip: zorg dus dat je de signaalwoorden goed kent!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Hoe gaat dit op de toets?
Er wordt je wederom gevraagd om een alinea's te lezen. Je gaat kijken wat het doel is en wat het middel is. Zorg er dus voor dat je goed leest! 

Doel: 
Middel:

Slide 23 - Tekstslide

Ik ben klaar voor de toets!
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

Succes met leren, toppers!

Slide 25 - Tekstslide