Taal actief groep 5: thema 1 herhaling woordenschatwoorden

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

voertuigen

Welk voertuig rijdt stapvoets?

1. auto
2. straaljager
3. scooter
4. koets

Welk voertuig gaat pijlsnel?

1. auto
2. straaljager
3. scooter
4. koets

Wat betekent dit bord?

1. gebod
2. geloof
3. verbod
4. verzet

Wat zijn verkeersregels?

1. een lange file
2. afspraken in het verkeer
3. een stoplicht
4. een kruising

Waar kom je zo'n bord tegen?

1. kruising
2. splitsing
3. snelweg
4. rotonde

Waar kom je zo'n bord tegen?

1. kruising
2. splitsing
3. snelweg
4. rotonde

Waar kom je zo'n bord tegen?

1. kruising
2. splitsing
3. snelweg
4. rotonde

Hoe noem je dit ook wel?

1. een bekeuring
2. de weggebruiker
3. de versnelling
4. in de prak

Zwanen ........ op de snelweg.

1. zwemmen
2. crossen
3. belanden
4. kraaien

Vragenronde

Wat betekent belanden?

1. pizza eten
2. beginnen
3. looproute
4. terechtkomen

Wat is een streek?

1. gebied
2. gebouw
3. land
4. stad

Wegens slecht weer gaat de sportdag niet door.

Wat betekent wegens?

1. Na
2. Doordat
3. Over
4. Sinterklaas

In het vervolg luisteren jullie naar mij.

1. Morgen
2. Gisteren
3. Volgende week
4. Vanaf nu

De kinderen zoeken vergeefs naar het verdwenen boek, maar ze kunnen het niet vinden.

Wat betekent vergeefs?

1. zonder dat het iets oplevert
2. omdat het moet
3. met succes
4. op een goede plek

Je straf ontlopen...

1. straf krijgen
2. straf niet krijgen
3. iemand straffen
4. stelen

Wanneer ben je strafbaar?

1. als je loopt
2. als je een misdaad begaat
3. als je lacht
4. als je huilt

Welke is een verkeersregel?

1. Je hebt hier mooie huizen.
2. Even lekker zwemmen.
3. Verkeer van links moet rechts voorrang geven.
4. Bij het stoplicht moet je altijd doorrijden.