Cursus 5 Grammatica woordsoorten §7 Voorzetsel

Voorzetsel
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voorzetsel

Slide 1 - Tekstslide

Nederlands

Thema 4 - Grammatica

Woordsoorten - Voorzetsel


Slide 2 - Tekstslide


Lesdoel

  • Na deze les kunnen jullie de voorzetsels in een zin herkennen

Grammatica - woordsoorten - voorzetsel

Slide 3 - Tekstslide


Deze les 

  • Instructie voorzetsels
  • Zelfstandig werken uit het boek.

Grammatica - woordsoorten - voorzetsel

Slide 4 - Tekstslide

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoorden 
  • Voorzetsel





Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Zinsdelen
  • Persoonsvorm
  • Onderwerp
  • Gezegde (wg & ng)
  • Lijdend voorwerp






Slide 5 - Tekstslide


Voorzetsel (VZ)



Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak aan en staat vaak vóór een lidwoord of een voornaamwoord. 

  • plaats -> onder de stoel, op de fiets, achter onze deur

  • tijd -> over een kwartier, tijdens die lunch, vanaf 16 mei

  • reden/oorzaak -> door de toespraak, vanwege de regen, dankzij jouw hulp






Slide 6 - Tekstslide


Voorzetsel (VZ)



Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Soms is een voorzetsel deel van een vaste combinatie.

  • door middel van

  • naar aanleiding van

  • met uitzondering van




Slide 7 - Tekstslide


Voorzetsel (VZ)



Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Let op: delen van scheidbare werkwoorden noem je geen voorzetsel. Ze maken deel uit van het werkwoord (en je noemt ze bijwoord).

  • Hans kijkt mij aan. -> aankijken

  • Ik nodig je uit voor het feest. -> uitnodigen

  • Zinedine geeft nooit op. -> opgeven







Slide 8 - Tekstslide


Ezelsbruggetje. Kijk of je het woord voor de kast of de vakantie kan zetten. Kan dat? Grote kans dat je met een voorzetsel te maken hebt!



Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
  • op de kast
  • onder de kast
  • boven de kast
  • achter de kast
  • voor de kast
  • naast de kast
  • tijdens de vakantie
  • na de vakantie
  • gedurende de vakantie
  • voor de vakantie
  • dankzij de vakantie
  • vanwege de vakantie
Plaats
Tijd & reden/oorzaak

Slide 9 - Tekstslide

Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
Samen oefenen
Beeld een voorzetsel uit!

  • Je mag je tafel/stoel gebruiken
  • Gelukt? Wijs de volgende aan
  • Ieder voorzetsel mag maar 1x
  • Wees creatief

Minstens 10 voorzetsels!


Slide 10 - Tekstslide

Noem twee dingen die je hebt geleerd over voorzetsels.

Slide 11 - Open vraag


Dat was 'm!




Grammatica - woordsoorten - voorzetsel
MAVO           H6 / TAALVERZORGING / VOORZETSEL

HAVO            H5 / GRAMMATICA / VOORZETSEL (startopdracht, opdr. 1 & 2)

VWO              H6 / GRAMMATICA / VOORZETSEL & BIJWOORD (startopdracht, opdr. 1 & 2)


                            
                     



Volgende week:
  • Opfrissen voornaamwoorden
  • Bijwoord
  • Afronden oefeningen grammatica

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide