dag 4

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

bestellen
  • iets laten komen en daarvoor betalen
  • je kunt eten bestellen en ook dingen
  • Zin: Via de telefoon wil ik graag eten bestellen.
  • Wij bestellen onze meubels via de computer.

Slide 2 - Tekstslide

betekenen
  • als inhoud hebben, die betekenis hebben
  • iemand helpen met iets
  • iets wat er toe doet
  • Zin: Mijn ouders betekenen heel veel voor mij. 

Slide 3 - Tekstslide

het bier
  • een drank met alcohol, meestal geel van kleur
  • iets wat voornamelijk mannen drinken.
  • Bijna alle mannen drinken bier.

Slide 4 - Tekstslide

de boodschap
  • iets wat je in de winkel koopt 
  • iets wat je vertelt aan een ander
  • Zin: Mijn moeder vraagt of ik een boodschap voor haar wil doen.
  • Zin: De boodschap is goed overgekomen, Dani begrijpt wat ik bedoel.

Slide 5 - Tekstslide

het ei
  • een bijna ronde schaal met daarin het jong van een vogel 
  • elke vogel legt een ei.
  • Zin: De kippen leggen veel eieren.
  • Ik vind een gebakken ei erg lekker.

Slide 6 - Tekstslide

Maak de zin af:
Ik bestel wel eens.................... .

Slide 7 - Open vraag

Welk dier legt een ei?
A
B
C
D

Slide 8 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Alle mensen drinken bier.
B
Alleen mannen drinken bier.
C
Alleen vrouwen drinken bier .
D
Bier is geel van kleur.

Slide 9 - Quizvraag

Welk antwoord is goed?
A
Het boodschap.
B
Een boodschap.
C
Het boodschapen.
D
De boodschappen.

Slide 10 - Quizvraag

Mening:
Welke mensen betekenen heel veel voor jou?

Slide 11 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 12 - Tekstslide

Ik .............. vaak kleding via de computer.

Slide 13 - Open vraag

De kip legt een ....., de haan niet.

Slide 14 - Open vraag

Wij moeten elke week ....................... doen, anders hebben we geen eten.

Slide 15 - Open vraag

Ik drink geen ..............., ik vind het niet lekker.

Slide 16 - Open vraag

Wat ................... dat woord? Ik begrijp het niet.

Slide 17 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: het ei, de boodschap, het bier, betekenen, bestellen

Slide 18 - Tekstslide