Introduction to English - 12

Introduction to English, Kim de Laaf OP4
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Introduction to English, Kim de Laaf OP4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

last time....?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Last time April 21st
+Not enough students. 
+ DIY: Chapter 1: sproken production + spoken interaction. 
+ Reading & Listening assessment. Last chance.
+ Refresh previous topics
+ Ontkennend maken: ex.25-27
+ Mensen & dingen beschrijven: ex. 1-8.

Slide 3 - Tekstslide

Today April 28th
  • DIY: Chapter 1: writing.
  • Refresh previous topics
  • Hoe of hoevaak? ex. 1-3
  • Verwijzen naar mensen of dingen ex. 1-5.

Slide 4 - Tekstslide

Taalblokken
- 0-meting R+L staat op dashboard (click SWEPVO) DO IT.
- Je 0-meting resultaat laat zien wat je mag overslaan op de leerroute voor reading & listening. 
- Je R&L leerroute maak je zelf buiten de lessen om.
- Tijdens de lessen maken we grammatica opdrachten.
- De test yourself+ assessments maak je zelf/ plan je bij mij in.
- Tijdens de les is er ruimte voor vragen .

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Water boils at 100 degrees.
A
Present perfect
B
Present continuous
C
Present simple
D
Past simple

Slide 6 - Quizvraag

Hele werkwoord/ SHIT; ww+s
I am doing the dishes right now.
A
Present simple
B
Present continuous
C
Present perfect
D
Past simple

Slide 7 - Quizvraag

Something is happening right now. (action)
Present simple:
A
I am walking to school.
B
They walked to school.
C
We have walked to school.
D
He walks to school.

Slide 8 - Quizvraag

Present simple:
Rule Example
 Je gebruikt de tegenwoordige tijd (present simple)
als je het over het volgende hebt:
• feiten Water boils at 100 degrees.
• gewoontes I usually get up at 6.30.
• toekomst als je een rooster/tijdschema/programma hebt ;The train leaves at 7.30.
• levendig beschrijving/dramatisch effect;
In 1099 William conquers England
Altijd hele werkwoord behalve SHIT: +S
I walk -> He walks

Present continuous:
A
We are eating lunch at the cafeteria.
B
They have eaten lunch at the cafeteria before.
C
She ate lunch at the cafeteria.
D
He has eaten lunch at the cafeteria.

Slide 9 - Quizvraag

Present continuous
1. aan te geven dat iets NU aan de gang is. Signaalwoorden zijn o.a: "now, at the moment, listen..." enz.
2. aan te geven dat je iets van plan bent. Meestal staat er bij wanneer je in de toekomst dat van plan bent.
3. irritatie aan te geven
Maak de present continuous door: vorm van 'to be' (am/is/are) + ww+ ing
Susanne is singing right now
I wrote a letter yesterday.
A
past perfect
B
present perfect
C
past simple
D
present continuous

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I have lived here since 2017.
A
past perfect
B
present perfect
C
past simple
D
present continuous

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They will always be friends.
A
future, you have proof this will happen.
B
future, you have no proof that this will happen.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We're going to move to Spain, the moving truck is already packed.
A
future, you have proof this will happen.
B
future, you have no proof that this will happen.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ontkennend maken:
He will help you with your homework.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

They walk to school every day

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ben langer dan jij.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zij kan net zo snel rennen als hij.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De hond is slim, maar de kat is slimmer.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De olifant is het slimst.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

My mother sings beautifully.
We go out to eat very often. 
ex. 1-3

Slide 20 - Tekstslide

Adverbs:
zeggen iets over werkwoorden, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord: 
- That is a very nice book.

*Geven vaak antwoord op de vraag 'hoe wordt iets gedaan?'
This is my room.
1-5. 

Slide 21 - Tekstslide

Als je wilt zeggen dat iets van iemand is, kun je een bezittelijk voornaamwoord gebruiken.
Next time: May 19th
- Use the break to catch up on your leerroute work!
- DIY:
 Chapter 2: spoken production + spoken interaction 
- Schedule your Reading & Listening test with me before Friday. Last chance or no grade= no exam. 
- Together:  Grammar
- If you have any topics/ language / culture-related topics you would like to talk about, let me know :D

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies