Introduction to English - 19

Introduction to English, Kim de Laaf OP4
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Introduction to English, Kim de Laaf OP4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
5:00
last time....?

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Last time June 23rd
  • + DIY: Chapter 5: writing
  • +Together Leerroute GS:
  • CH4: telwoorden + moeilijke woorden + verkort schrijven ww + TY CH4
  • TRY TO FIX YOUR HOMEWORK GUYS 

timer
3:00

Slide 3 - Tekstslide

Today June 30th
  • Bsot: https://www.bsot.nl/studenten/
    Docent code: QUB-405
Klas/ groep code: SWEMPVO0A1
  • Last face 2 face session!
  • DIY: Chapter 6: spoken production + spoken interaction
  • Together: Recap grammar prepare for the test next week

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalblokken
- 0-meting R+L staat op dashboard (click SWEPVO).
- Je 0-meting resultaat laat zien wat je mag overslaan op de leerroute voor reading & listening. 
- Je R&L leerroute maak je zelf buiten de lessen om.
- De chapter lessons W+S maak je buiten de lessen om.
- Tijdens de lessen maken we samen grammatica opdrachten.
- De test yourself+ assessments maak je zelf/ plan je bij mij in.
- Gemiste online grammar lessen maak je zelf/ kijk je terug; 'Teams-> posts'
- Questions?
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TO DO:
  • Leerroute R+L afmaken: 
    Daniël, Aisha, Rodrigo, Shavelly,  Stefana, Ceon, Melissa
  • R+L assessments: 
    Daniel reading, Aicha, Madiha, Shavelly, Ceon, Melissa
  • A2 Chapter lessons 1-5 Spoken interaction, Spoken production, writing:
    Everyone except Iris & Barbara & Lisa. Shout out to you girls!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

He usually takes the bus to work.
timer
0:30
A
Present perfect
B
Present continuous
C
Present simple
D
Past simple

Slide 7 - Quizvraag

Hele werkwoord/ SHIT; ww+s
She is helping James with his homework.
timer
0:30
A
Present simple
B
Present continuous
C
Present perfect
D
Past simple

Slide 8 - Quizvraag

Something is happening right now. (action)
Vorm van 'to be' (am/is/are) + ww + ing
Jenny and Sarah
were best friends at school.
timer
0:30
A
past perfect
B
present perfect
C
past simple
D
present continuous

Slide 9 - Quizvraag

Past simple: 
voeg -ed toe achter het ww. 
LET OP: leer de onregelmatige ww uit je hoofd. Die veranderen helemaal.
They have known each other for years.
timer
0:30
A
past perfect
B
present perfect
C
past simple
D
present continuous

Slide 10 - Quizvraag

Present perfect vs present simple:
Als je niet zeker weet wanneer je wat moet gebruiken:
Vraag jezelf af:

Is het op dit moment aan de gang?
Ja: present perfect. Nee: zie vraag 2.
Gaat het over ervaringen tot nu toe?
Ja: present perfect. Nee: zie vraag 3.
Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
Ja: present perfect. Nee: past simple (verleden tijd +ed of onregelmatig ww in verleden tijd
I will help you with your homework tomorrow.
timer
0:30
A
future, you have proof this will happen.
B
future, you have no proof that this will happen.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We gave got .. go now.
timer
0:30
A
too
B
to

Slide 12 - Quizvraag

to= voor hele werkwoord/ naar.
too= ook of té
... about time you earned ... own money
timer
0:30
A
It's
B
its
C
your
D
you're

Slide 13 - Quizvraag

It's = it + is
Its= bezittelijk voornaamwoord: The dog its bone
You're= you + are
your= bezittelijk
Many people would love to... ...
the sea.
timer
0:30
A
life
B
live
C
bye
D
by

Slide 14 - Quizvraag

life= zelfstandignaamwoord 'het leven'
live= werkwoord 'leven'
bye= dag
by= erbij
The concert attracted more than
people.
timer
0:30
A
10 000
B
10,000
C
10.000

Slide 15 - Quizvraag

In het Engels is het precies andersom:
Duizendtallen schrijven zij met een komma. 
Bedragen schrijven zij met een punt.
decimalen onder de 1 schrijven zij met een punt. 
Vraagzin maken: Jenny can speak five languages fluently.

timer
1:00

Slide 16 - Open vraag

Zet het hulpwerkwoord vooraan in de zin. Laat de zin in de zelfde tijdsvorm staan.
Vraagzin maken: Sarah and Yasmin walk to school together every day.

timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

Geen hulpwerkwoord in de zin?
(can, to be, have got, will/should/must)
Voeg het hulpwerkwoord do/does/did toe en zet deze vooraan in de zin. 
Het hulpwerkwoord geeft aan in welke vorm de zin staat. Je hoeft het hoofdwerkwoord niet meer te vervoegen.
Ontkennend maken:
She always takes the bus.
timer
1:00

Slide 18 - Open vraag

Zet 'not' achter het hulpwerkwoord.
Geen hulpwerkwoord in de zin?
(can, to be, have got, will/should/must)
Voeg het hulpwerkwoord do/does/did toe en zet daar 'not' achter. 
Het hulpwerkwoord geeft aan in welke vorm de zin staat. Je hoeft het hoofdwerkwoord niet meer te vervoegen.
Dit restaurant is beter dan het vorige.
timer
1:00

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

They've got the ...
dog I've ever seen.
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

vergrotende trap: -er
overtreffend: -est
I think that your mobile phone was
(duurder) than mine.
timer
0:30

Slide 21 - Open vraag

Woorden met meer dan twee lettergrepen krijgen 'more' voor het woord bij de vergrotende en 'most' voor het woord voor de overtreffende trap.
Let op er zijn uitzonderingen:
more famous
most famous

Vul de juiste vorm van de adverb in:
My father sings (horrible)
timer
0:30

Slide 22 - Open vraag

Een bijwoord: adverb zegt iets over alle andere woorden. andre adjectives, adverbs, werkwoorden.
eindigt vaak op -ly
Het beantwoord vaak de vraag 'hoe wordt iets gedaan' of 'hoevaak wordt iets gedaan'en het zijn vaak woorden van frequentie:
often, always, never, only etc
Welke woorden zijn bijwoorden? (adverbs)
David also talked enthusiastically about his new job.
timer
0:30

Slide 23 - Open vraag

Adverbs:
zeggen iets over werkwoorden, een bijvoeglijk naamwoord of een ander bijwoord:
- That is a very nice book.
*Geven vaak antwoord op de vraag 'hoe wordt iets gedaan?'
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
timer
0:30
A
him
B
himself

Slide 24 - Quizvraag

Als je wilt zeggen dat iets van iemand is, kun je een bezittelijk voornaamwoord gebruiken.

Welke is een wederkerend voornaamwoord?
timer
0:30
A
herself
B
hers

Slide 25 - Quizvraag

Het wederkerend voornaamwoord - myself, yourself, ourselves
Een wederkerend voornaamwoord is een woord dat naar iets of iemand terug verwijst.
Een wederkerend voornaamwoord eindigt altijd op –self (voor het enkelvoud) of –selves (voor het meervoud):
Our ... garden is smaller than ours.
timer
0:30
A
neighbours'
B
neighbours

Slide 26 - Quizvraag

Bezittelijke 's:
schrijf je eerst een apostrof (') en dan een s. = Sara's bag.
eindigt een woord al op een -s . Als dat zo is, kijk je eerst of het enkelvoud of meervoud is.
Bij woorden in het meervoud op -s schrijf je alleen een apostrof na die -s :
= the students' luggage
woorden in het enkelvoud op -s schrijf je 's achter het woord:
the waitress's tips
Bij namen die op een -s eindigen (of op een andere sisklank), mag je kiezen tussen ' en 's .
This is Dennis' room.
This is Dennis's room.

Man)


Meervoud:
(Man) are often heavier than (woman)

.
timer
0:30

Slide 27 - Open vraag

Normaal plak je gewoon een s achter het woord. 1 bag, 2 bags
Sommige woorden zijn onregelmatig dan veranderd te spelling zoals bij deze. 
I would like two (copy) of those (document)
.
timer
0:30

Slide 28 - Open vraag

Als een woord eindigt op medeklinker + y, veranderd die -y in -ie. Omdat het nu om meervoud gaat, komt er een s achter. 
timer
1:00
stuur alle vragende voornaamwoorden
die je kent in!

Slide 29 - Woordweb

Het vragend voornaamwoord - who, what, which, whose
In het Engels heb je vier vraagwoorden waarmee je vraagt naar wie of naar wat: who, what, which en whose.
Can I have ... more tea?
timer
0:30
A
some
B
any

Slide 30 - Quizvraag

some en any gebruik je als je het hebt over 'enkele' 'een aantal' of 'wat'.
Some gebruik je in bevestigende zinnen (eindigen op een punt)
any gebruik je in ontkennende zinnen (waar not in staat) en in de meeste vraagzinnen (die eindigen op ?)

VB: I have some books.
I don't have any money
Do you have any pets?

Let op:
In vragen waarin je denkt dat het antwoord 'ja' gaat zijn, gebruik je 'some' in plaats van 'any'.
Ook in vragen waarmee je iemand iets aanbiedt of vraagt of je iets mag lenen gebruik je 'some

in plaast van any'

Voorbeld:
Can I have some water please?
(de serveerder gaat geen nee zeggen)
Do you have some apples for me? (gorcery store)
Would you like some tea or coffee?
(je biedt iemand iets aan)
Can I borrow some money?
(je gaat ervan uit dat diegene geld heeft, anders vraag je het niet)
woorden in het enkelvoud op -s schrijf je 's achter het woord:
the waitress's tips
Bij namen die op een -s eindigen (of op een andere sisklank), mag je kiezen tussen ' en 's .
This is Dennis' room.
This is Dennis's room.

I see your point, ... I don't agree with you.
timer
0:30
A
and
B
but
C
or

Slide 31 - Quizvraag

'and' plakt twee ideeën aan elkaar.
'because' legt iets uit
'but' geeft een tegenstelling aan
'or' geeft je een keuze 
They yesterday went to the cinema
timer
0:30
A
goed
B
fout

Slide 32 - Quizvraag

Plaats en tijd altijd achteraan in de zin. Tenzij je er nadruk op wilt leggen; dan Plaats je de tijd helemaal vooraan in de zin:
Yesterday, they went to the cinema.
Meervoud:
During the war many (life) were lost at sea.
timer
0:30

Slide 33 - Open vraag

f is zwak moet veranderen in sterke v klank
wolf, wolves
knife, knives
wife, wives
Jen my sister thinks Peter is sweet but she does not love him
timer
0:30

Slide 34 - Open vraag

Komma komt waar je een pauze hoort. Ook kun je stukjes die je in de zin weg kunt laten tussen komma's plaatsen. 
Voor voegwoorden komt ook altijd een komma en zinnen eindigen op een punt. 
Als de zin met een hulpwerkwoord begint, is het een vraagzin. Die eindigen op een vraagteken.
(45) The test contained... questions.
timer
0:30

Slide 35 - Open vraag

Hoofdtelwoord: one, two three
Na 20 krijgen getallen een - tussen de twee getallen. Ook bij rangtelwoorden
It is my mom's (54) birthday.
timer
0:30

Slide 36 - Open vraag

Hoofdtelwoord: one, two three
Na 20 krijgen getallen een - tussen de twee getallen. Ook bij rangtelwoorden
Next time: July 7th
Toetsweek! Good luck y'all
IEDEREEN plant bij mij in:
Toets 1: Taalblokken, grammatica A2 50 minuten.
ALS je writing en speaking af hebt in Taalblokken:
- In Teams:
Toets 1: Writing assessment
Toets 2: Speaking assessment

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies