W: Je gaat het korte verhaal herschrijven. Je neemt de stijl aan die je hebt gekregen in de envelop.
H: Dit schrijf je op een laptop of een papiertje. Aan de hand van de voorbeeldtekst en de kenmerkende aspecten schrijf je de tekst.
H: Je werkt samen met een of meerdere klasgenoten. Die vraag je eerst om hulp. Komen jullie er niet uit? Steek dan je hand op en de docent komt langs.
T: Je hebt hier een 30 minuten voor.
U: Je hebt het korte verhaal herschreven in het gegeven stijlfiguur.
K: Lees je verhaal goed na. Onderstreep daarna je kenmerkende aspecten waaraan je klasgenoten het stijlfiguur kunnen herkennen.