2hva 9-12-2024 - GR H1 Zinsdelen - voorzetselvoorwerp en wederkerende ww

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands!
Todo:
  • liggen de spullen die je nodig hebt op tafel?

Op tafel heb je liggen:
  • lesboek
  • schrift
  • pen
  • laptop

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen

  • Weten jullie het nog?
  • Uitleg voorzetselvoorwerp.
  • Uitleg gezegde en lv met wederkerend vnw (vwo)
  • Aan de slag met de opdrachten. 

Slide 2 - Tekstslide




Havo/vwo
Je kunt
  • het voorzetselvoorwerp in een zin vinden.
  • onderscheid maken tussen voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen.


vwo
Je kunt
  • het gezegde en het lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende ww
Doel

Slide 3 - Tekstslide

Wat is pv in onderstaande zin:

Gisteren zijn wij naar de Efteling geweest.
A
zijn
B
zijn geweest
C
geweest
D
wij

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de pv in onderstaande zin?

Hij beantwoordt de vragen overtuigend.
A
beantwoordt
B
vragen
C
overtuigend

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Ik kan het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het onderwerp in onderstaande zin?

Wie van jullie is de liefste?
A
Wie van jullie
B
Wie
C
de liefste

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden.

A
Jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in onderstaande zin?

Roep jij haar voor het eten?
A
Roep
B
jij
C
haar
D
voor het eten

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sinterklaas geeft op 5 december weer cadeaus aan heel veel kinderen.
A
Sinterklaas
B
cadeaus
C
op 5 december
D
aan heel veel kinderen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

De docent heeft mij de betekenis van het meewerkend voorwerp uitgelegd
A
De docent
B
de betekenis
C
het meewerkend voorwerp
D
mij

Slide 11 - Quizvraag

Welke voorzetsels horen bij deze werkwoorden?
Maak zinnen met deze werkwoorden:
  1. zorgen
  2. zich verbazen
  3. gokken

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg GR H1 Zinsdelen (blz. 28)
Voorzetselvoorwerp
Ww met een vast voorzetsel: bijv. rekenen op, twijfelen aan.
=> daarbij hoort zinsdeel: voorzetselvoorwerp (vv)
Niemand gelooft in deze methode
(vv = in deze methode)

=>voorzetsel wordt figuurlijk gebruikt

Slide 13 - Tekstslide

Uitleg GR H1 Zinsdelen (blz. 28)
Hoe vind je het voorzetselvoorwerp (vv):
  • eerst pv, ow en wg
  • is er een ww met vast vz?
  • vz figuurlijk of letterlijk?
  • zinsdeel met vast vz = vv

Slide 14 - Tekstslide

Uitleg GR H1 Zinsdelen (blz. 28)
Bijwoordelijke bepaling
Vz letterlijke betekenis => zinsdeel is bijwoordelijke bepaling. 
(plaats)

Vergelijk:
  • Ik speel op safe als ik veilig thuis wil komen door de sneeuw.
  • Ik speel in de speeltuin op de schommel.  

Slide 15 - Tekstslide

Havo gaat aan de slag 
met opdracht 1 (blz. 29)

Slide 16 - Tekstslide

(vwo) GR H1 
Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden


Slide 17 - Tekstslide

(vwo) GR H1 
Verplicht wederkerende werkwoorden (zich ergeren, zich vergissen) hebben een vast wederkerend voornaamwoord: me, je, zich, ons.
=> vormen samen het werkwoordelijk gezegde (wg)
Toevallig wederkerende werkwoorden (zich scheren, zich vermaken) => je kunt ook een schaap scheren
=> wederkerend voornaamwoord is lijdend voorwerp (lv)


Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 1 (blz. 28)
De meeste kleine kinderen luisteren graag naar traditionele sprookjes.

Op de Olympische Spelen twijfelde Bolt nooit aan zijn winst op de 100 meter.

De agent heeft zich behoorlijk geërgerd aan de grote mond van die arrestant.

Wie van jullie keek het meest uit naar de eerste schooldag?

In de polder waarschuwden de verkeersborden voor gladde wegen door sneeuw.



Slide 19 - Tekstslide

Wat:
GR H1, blz. 28: maak opdracht 1 af/ga verder met opdracht 2 

Hoe:
Je mag samenwerken met je buurman/buurvrouw. (Niet met de klasgenoten voor of achter je!)

Klaar?
Ga daarna verder met opdracht 3.







Hulp nodig?
Kijk naar het stoplicht

rood: stil! 
Vraag het de docent als
je het echt niet meer weet.
geel: fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je
groen:  fluisterniveau 
Overleg met diegene naast je of vraag het
de docent  


Aan het werk!
timer
1:00

Slide 20 - Tekstslide




Havo/vwo
Je kunt 
  • het voorzetselvoorwerp in een zin vinden.
  • onderscheid maken tussen voorzetselvoorwerpen en bijwoordelijke bepalingen.

vwo
Je kunt
  • het gezegde en het lijdend voorwerp vinden in zinnen met wederkerende ww

Doel

Slide 21 - Tekstslide

Volgende les
Huiswerk donderdag 28 november

Havo maken:
H1 GR (v.a. blz. 28): opdrachten 1 t/m 3

Vwo maken:
H1 GR (online): opdrachten 1 t/m 3
Leren:
Aantekeningen voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepaling.
Lv bij wederkerende ww

Slide 22 - Tekstslide